blogs

Links-liberalisme?

 

In het eerste gedeelte van het boek schetst de auteur de historisch-filosofische achtergrond van het ideeëngoed dat hij resoluut links-liberalisme noemt (en niet sociaal liberalisme, of links liberalisme). In het tweede gedeelte beschrijft hij hoe en waar dat gedachtegoed terug te vinden is in de hedendaagse West-Europese politiek, …

Enerzijds is het maar de vraag of politieke partijen hun ideologie baseren op rechtvaardigheidstheorieën, die volgens de auteur wel de grond vormen van het huidige links-liberalisme. Anderzijds kan je je ook afvragen of iemand die het links-liberalisme als politieke leidraad neemt, dat vandaag nog zou willen realiseren via de bestaande politieke partijen (de logica van politieke representatie).”

Een fragment uit de bespreking van

Herman Lauwers, Links-liberalisme. Niemand is burger zonder land. Kalmthout, Pelckmans, in Oikos nr. 64, 2013/1, 76-78.

De volledige tekst vind je hier.

 

Onterecht gejuich over daling medische regularisaties

 

De hoerastemming bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) is totaal ongepast (‘Nooit zo weinig sans-papiers geregulariseerd’ – de Standaard 9-10 maart 2013). De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) vernietigt immers al sinds november vorig jaar negatieve beslissingen van DVZ. De Dienst heeft in twee zaken cassatieberoep ingediend bij de Raad van State, en op die uitspraken wacht men nu. Kortom, het aantal medische regularisaties door de Dienst Vreemdelingenzaken mag dan wel dalen, daarbij worden wel elementaire rechtsregels overtreden, en dat wordt systematisch afgestraft door de rechter.

Het gaat hier om een vrij technische juridische materie, maar het loont de moeite om het verhaal te volgen. Dan blijkt immers dat de Belgische overheid onder het mom van fraudebestrijding alles uit de kast haalt om de meest kwetsbaren in onze samenleving zo snel mogelijk het land uit te werken. Artikel 9ter van de Verblijfswet (of Vreemdelingenwet; de wet van 15 december 1980) stelt dat een vreemdeling die in België verblijft, en zijn identiteit kan bewijzen, een machtiging tot verblijf kan aanvragen indien hij lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of zijn fysieke integriteit, of die een reëel risico inhoudt op onmenselijke of vernederende behandeling wanneer hij teruggestuurd zou worden naar zijn land van herkomst en er daar geen adequate behandeling voorhanden is. Dit is de zogenaamde medische regularisatie, en de laatste formulering verwijst direct naar het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens.

Wat doet DVZ nu? Wanneer in hun ogen de ziekte niet “direct levensbedreigend” is, is er niets aan de hand, en kan de aanvrager volgens de dienst gewoon uitgezet worden. Maar “direct levensbedreigend” is niet hetzelfde als een “reëel risico”. Het criterium van de Dienst Vreemdelingenzaken is veel strenger dan de formulering van de wet. In een van de vernietigde beslissingen schreef de arts van DVZ: “Uit het medisch dossier blijkt (…) geen directe bedreiging voor het leven van de betrokkene; de gezondheidstoestand is niet kritiek.” Directe bedreiging voor het leven is echter niet waar het om gaat.

Het meest herkenbare voorbeeld is wellicht hiv-infectie. Iemand die hiv-besmet is, maar (nog) niet aan full blown aids lijdt, is niet direct levensbedreigend ziek. Dat neemt niet weg dat die persoon aids kan ontwikkelen, indien hij niet verzorgd wordt. En daarbij kan het niet volstaan dat hiv-medicijnen of aidsremmers in het land van herkomst beschikbaar zijn; de patiënt moet er ook toegang toe hebben. En daar knelt vaak het schoentje. Medische voorzieningen die tegen betaling beschikbaar zijn in het academisch ziekenhuis in de hoofdstad zijn daarom nog niet toegankelijk voor de mensen die naar dat land teruggestuurd worden. Kortom, het standpunt van de RVV is niet alleen dat het criterium van directe levensbedreiging te streng is, maar ook dat DVZ grondig zou moeten onderzoeken of de vreemdeling in het herkomstland werkelijk toegang heeft tot de nodige medische voorzieningen.

In dat opzicht is het ironisch dat Maggie De Block, de staatssecretaris die uiteindelijk de voogdij heeft over de Dienst Vreemdelingenzaken, rond het vraagstuk van de dringende medische hulp in februari de Antwerpse OCMW-voorzitter Liesbeth Homans terugfloot. Deze had namelijk besloten dat haar OCMW voortaan niet meer de ‘aidsremmers’ zou betalen voor een aantal hiv-besmette mensen zonder wettig verblijf. ‘Als we aidsremmers weigeren, gaat het om personen waarbij de Dienst Vreemdelingenzaken heeft geoordeeld dat hun hiv-infectie geen reden is voor regularisatie. Ze kunnen dus ook in het land van herkomst aan de medicatie raken. Daarom stellen we nu voor dat alleen de illegalen die zich verplichten om vrijwillig terug te keren naar hun land, in de tussentijd de dringende medische hulp krijgen. In hun thuisland kunnen ze dan verder de therapie met aidsremmers volgen’, verklaarde zij in de krant. De Block verzette zich tegen de eis van verplichte terugkeer in ruil voor het verstrekken van medicijnen. Dat zou inhumaan beleid zijn, volgens haar woordvoerster.

Nu, indien de Dienst Vreemdelingenzaken terecht de medische regularisatie heeft geweigerd, omdat er geen reëel risico is en de juiste medicijnen beschikbaar zijn in het land van herkomst, waarom zou de staatssecretaris het dan inhumaan vinden om deze mensen in Antwerpen geen geneesmiddelen te verstrekken? Als Homans gelijk heeft dat het gaat om mensen die niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 9ter, dan heeft de staatssecretaris er dus blijkbaar geen vertrouwen in dat haar Dienst Vreemdelingenzaken de medische regularisatie terecht weigerde. Of moest Maggie De Block Liesbeth Homans wel terechtwijzen omdat het standpunt van het OCMW niet conform is met de OCMW-wet? Of omdat zij wel het principe vooropstelt dat dringende medische hulp ook voor iedereen die hier onwettige verblijft beschikbaar moet zijn (zelfs als zij geen regularisatieprocedure starten)? Of ging het er gewoon om Homans dwars te zitten?

Voor onze ogen speelt zich een fascinerend juridisch en tactisch steekspel af, maar wel over de rug van zieke mensen, die mogelijk nergens anders terecht kunnen.

 

Een ingekorte versie van deze tekst verscheen eerder op http://www.mo.be/opinie/onterecht-gejuich-over-daling-regularisaties.

 

Frontaal Naakt

 

Een mooi blog, Levantijnse berichten, van ene Johanna Nouri, waar ik al een tijd naar verwees op mijn pagina links, leek gestopt te zijn.

Maar afgelopen zondag was er toch een nieuw bericht: ¡No pasarán!. Het gaat over het stopzetten van een ander blog, dat ik onregelmatig las: Frontaal Naakt. Ik volg de discussies in de Nederlandse media niet meer zo, maar Frontaal Naakt bekeek ik wel regelmatig (net als Republiek Allochtonië overigens) om wat ideeën op te doen in de discussies over multiculti, integratie, kutmarokkaantjes, en dat soort verwar(ren)de onderwerpen.

Frontaal Naakt is niet meer, en Johanna Nouri schrijft daarover dit:

“Het appelleert aan strijdlust die ik nagenoeg verloren was. Het kan toch niet zo zijn dat we ons de mond laten snoeren door lieden die leven bij de persoonlijke aanval, bij vreemdelingenhaat en islamofobie? Bij lieden die er de meest obscure rassentheorieën op nahouden? Die mensen niet langer als mens, maar slechts als representant van een vermeende ideologie zien? Die de vrijheid van het individu, waarover Asscher het onlangs had, kennelijk niet zien weggelegd voor iedereen die anders denkt dan zij?

Er woedt een gure wind in de blogosfeer. De vraag is hoe we daar wat aan kunnen doen zonder het risico te lopen om vermalen te worden, zonder met persoonlijke aanvallen kapotgemaakt te worden.”

De afscheidstekst is onthutsend. Lees het hele artikel en betuig je steun aan Frontaal Naakt, zou ik willen suggereren.

 

Nationaal-populisme

Lang voordat, overal ter wereld, god & klein pierke een column hadden in elk denkbaar blaadje met reclame, hadden de grote Italiaanse kranten hun terza pagina. Op die pagina 3 kregen filosofen, schrijvers, wetenschappers, denkers, intellectuelen de ruimte om gedachten te formuleren rond een of ander onderwerp, dat niet noodzakelijk met de (kranten)actualiteit te maken had.

De filosoof en jurist Norberto Bobbio schreef van 1976 tot 1989 regelmatig stukken voor pagina drie van la Stampa. In november 1985 publiceerde de krant ‘Parlare ancora di patria’ naar aanleiding van een conferentie in Torino over het idee van de natie in Duitsland en Italië.

In de loop van zijn betoog maakt Bobbio een onderscheid tussen nationalisme en nationaal gevoel. Nationaal gevoel staat voor elk gevoel te behoren tot een bepaalde groep (sociaal, etnisch, taalkundig, politiek, cultureel, …) die zich onderscheidt van andere groepen. In die zin is er niet veel verschil van het gevoel dat je behoort tot een familie, een stad, een vereniging of een partij. Het gaat om een spontaan, ondoordacht gevoel, dat wel leidt tot solidariteit met andere groepsleden, loyaliteit van het individu tegenover de groep, en in sommige gevallen, het onderschikken van het eigen belang aan dat van de groep. Dat nationaal gevoel, of die groepsidentiteit, heeft een verschil nodig om tot bewustzijn te komen: in het onderscheid met de andere, ziet men de eigen eigenheid.

Het nationalisme, volgens Bobbio, is heel wat anders. Dat is een ideologie, die kunstmatig geconstrueerd is, bewust en in specifieke historische omstandigheden, en om bepaalde doelen te bereiken. Het groepsgevoel dat gecreëerd wordt, is ook altijd gekoppeld aan het idee van een historische missie, of aan het opeisen van rechten, of aan een vernedering die moet uitgewist worden. En dat leidt ertoe dat tegenover anderen gevoelens worden aangewakkerd van verdenking, argwaan, afkeer, rivaliteit of vijandschap. De idee van een historische missie heeft trouwens behoefte aan een subject dat haar vertegenwoordigt. Dat subject is het collectieve wezen van de gehele natie die, naast de kenmerken die haar als groep onderscheiden van een andere, ook een morele persoonlijkheid bezit, en een uitzonderlijke waardigheid en geschiedenis.

Bobbio stelt: “Il nazionalismo è sempre un male. Il sentimento nazionale non è in quanto tale né bene né male.” Terwijl nationaal gevoel alleen defensief is, is nationalisme van nature agressief. In Italië bestaat (bestond?) daarvoor de term nazional-populismo. Daarmee bedoelt men dan een nationalisme van arme duivels (die uitdrukking bestaat ook in het Nederlands), speciaal geschikt voor een volk zonder principes en waarvan de meest vulgaire gevoelens moeten worden geprikkeld om wat zelfrespect te verwerven. Italia 1985 !?

Lasagne met paard

 

Paardenvlees in de lasagne? Sporen van uitwerpselen in de chocoladetaart van Ikea? Wat hier samenkomt zijn onder meer de tendens naar schaalvergroting en mondialisering in de productie van voeding, en de honger naar een zo groot mogelijke winst op zo klein mogelijke kosten. Dit zijn geen fenomenen die uitsluitend met voedselproductie te maken hebben, maar gezonde voeding is iets wat mij al meer dan veertig jaar na aan het hart ligt, en waar ik ook vrij veel voor over heb.

Daarom raakt het mij toch, als ik lees hoe dat in zijn werk ging met het paard in de lasagne van Findus (die ik overigens, echt waar, nooit zelf gekocht heb). Het fragment hieronder komt uit Solidaire van 7 maart 2013, en is ook te vinden op http://www.ptb.be/nieuws/artikel/scandale-alimentaire-la-logique-du-profit-est-un-mauvais-cheval-de-bataille.html?utm_source=ptb2013-03-09&utm_medium=email&utm_content=html&utm_campaign=portalnewsletter.

« Findus, au départ une entreprise suisse, aujourd’hui suédoise, place une commande chez Comigel, en France.

La filiale de Comigel à Luxembourg fait entrer un sous-traitant en scène : Spanghero, en France.

Spanghero achète de la viande via un trader à Chypre.

Le trader de Chypre achète de la viande… aux Pays-Bas.

Le trader néerlandais dépose finalement sa commande dans un abattoir en Roumanie, où l’on traite aussi bien des chevaux que des bovins.

Toute cela pour faire en sorte que Findus reçoive des ingrédients le meilleur marché possible.

Qui se soucie encore de l’origine, de la qualité, du traitement des bêtes, des conditions de production de la viande, des conditions de travail des ouvriers roumains, de la nuisance pour l’environnement ? Dans toute cette chaîne, personne. La seule chose qui compte, c’est le plus gros bénéfice possible. »

 

Antwerpen en vreemdelingen

 

Antwerpen heeft niet lang hoeven wachten op de nieuwe wind die het verse bestuur door de stad zou laten waaien. En het is een gure wind: een combinatie van neoliberalisme en vreemdelingenangst. Er is wel herhaaldelijk beweerd dat het beleid van het nieuwe college op veel punten in de lijn zou liggen van dat van de vorige bestuursploeg, onder leiding van Patrick Janssens. En deels klopt dat. De neoliberale koers van Voor wat hoort wat was inderdaad al diep doorgedrongen in de praktijk van de stedelijke instellingen. De vorige coalitie, met de sp-a, had zo al grondig het solidariteitsprincipe, dat toch een grondslag moet vormen voor veel overheidshandelen, onderuit gehaald. Maar dat kan nog beter, moet het nieuwe college gedacht hebben; in zaken van ‘responsabilisering’ geldt blijkbaar nog steeds het adagium van ‘baas boven baas’.

Afgelopen vrijdag besliste het Antwerpse college om een retributie in te voeren voor elke eerste inschrijving aan het vreemdelingenloket. Met andere woorden, iedereen die zich in Antwerpen wil vestigen en geen ‘langdurig ingezetene’ is van een EU-lidstaat betaalt voortaan 250 euro per persoon voor die inschrijving. De enige uitzondering hierop geldt voor studenten en erkende vluchtelingen. Wat vooral bevreemdt, is de officiële motivering van de voorgestelde maatregel. Die retributie dient namelijk om een aantal kostenposten en administratieve prestaties te dekken. Daarbij wordt onder meer verwezen naar huur/aankoop en onderhoud van gebouwen, kosten voor ict-ondersteuning en fotokopieën, en het bewaren en actualiseren van het dossier.

Neoliberalisme

Gedaan dus met openbare dienstverlening door de gemeente; dit is volop de burger als klant van de overheid. Sterker nog, de niet-burger als klant, want de nieuwkomer moet het recht om burger van de stad Antwerpen te worden aan het loket kopen. In de Standaard liet de verantwoordelijke schepen, Liesbeth Homans, optekenen: “De aanvrager vraagt een dienst aan de stad. Daar laten we niet alle Antwerpenaren voor opdraaien.” Denk: de volgende stap is het betalend maken van toegang tot het Stadspark. Immers niet alle Antwerpenaren moeten opdraaien voor het onderhoud van een park, als zij er geen gebruik van maken. En hetzelfde geldt voor het rijden op fietspaden, theaterbezoek en culturele activiteiten in het algemeen, gebruik van de papiermandjes in de winkelstraten, … Dus wordt ook de vreemdeling die zich in Antwerpen wil vestigen geacht zelf zijn steentje bij te dragen aan de huur van het gebouw waar zijn loket zich bevindt, aan de aanschaf van de pc’s waarop zijn dossier wordt behandeld, en aan het onderhoud van de server waar het wordt opgeslagen. Dat is het neoliberalisme ten top.

Meer dan een economische theorie, is neoliberalisme immers op de eerste plaats een maatschappijvisie, waarin de samenleving niet beschouwd wordt als een geheel van burgers, maar als een verzameling van elkaar beconcurrerende individuen, die allen een marktwaarde hebben en hun plek op de markt moeten veroveren en verdedigen. In deze redenering is de burger een klant, die geacht wordt te betalen voor wat de overheid voor hem doet. Voor de overheid is het een legitimatie om afstand te doen van alle activiteiten, diensten en goederen, die “in het individueel belang en voordeel van de aanvrager zijn”, zoals de persmededeling van het college het stelt.

In die zin zit er een zekere logica in de vreemdelingenretributie. Als je zou accepteren dat de overheid er is voor de burgers (en niet omgekeerd), en dat alle burgers een gelijk recht hebben op essentiële dienstverlening door die overheid (zoals gemeentelijke administratie, of hulp in geval van nood), dan komt het er dus op aan er voor te zorgen dat niet zo maar iedereen, kosteloos, zo’n burger kan worden.

Vreemdelingenangst

Filip Dewinter reageerde meteen op de aankondiging van het college: “Dit gaat vreemdelingen echt niet voldoende afschrikken om naar Antwerpen af te zakken.” Raakt hij daar de kern van de zaak? In ieder geval bevat het persbericht van het college in dat opzicht een mooi staaltje newspeak. Met de nieuwe retributie zou de stad Antwerpen zich aansluiten bij de tarieven van een aantal buitenlandse steden, die een gelijkaardig percentage buitenlandse inwoners verwelkomen. Hmm, merkwaardige manier van verwelkomen; het lijkt er eerder op dat men die vreemdelingen weg wil houden. Vreemdelingenhaat? In ieder geval vreemdelingenangst, letterlijk: xenofobie.

(Overigens, waar het college de bedragen vandaan haalt die men in Nederland zou vragen voor een gelijkaardige inschrijving bij de gemeente, is mij een raadsel. Verschillende Nederlandse gemeenten stellen op hun website expliciet dat de inschrijving van vreemdelingen in de gemeentelijke basisadministratie gratis is; Rotterdam en Amsterdam vermelden nergens een inschrijvingsrecht, waardoor je mag aannemen dat men niet aan het loket zelf plots 950 euro zal vragen.)

Maar wat is het voorspelbare resultaat van deze poging tot afschrikking? Mensen die zich in Antwerpen willen vestigen, zullen zich door de hoge inschrijvingskost niet laten overtuigen om dan maar in Westmalle of Willebroek te gaan wonen. Met andere woorden, het risico bestaat dat zich in Antwerpen een groeiende groep vormt van mensen die geen burger kúnnen worden, en die dus ook geen beroep kunnen doen op de voorzieningen en mogelijkheden die (tegen betaling) aangeboden worden aan burgers. Je kan als overheid mensen wel uitsluiten van het openbare leven, maar daarmee verdwijnen die mensen nog niet fysiek. Al geruime tijd bestaat er brede overeenstemming over de relatie tussen participatie en integratie. Je integreert in een samenleving door er aan te participeren, en je participeert door te integreren. De nieuwe maatregel van het Antwerpse college dreigt een hele groep mensen, die vaak in een zwakke maatschappelijke positie zitten, uit te sluiten, zowel van participatie als van integratie.

 

Deze tekst verscheen ook op http://www.mo.be/opinie/de-antwerpse-uitsluitingstaks, op http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1578947/2013/02/..., en op http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/14/antwerpse-migrantentaks-neoliberalisme-ten-top.

 

Thom Holterman: 'Anarchisme, Klassiek En Modern'

"In het Franse anarchistische weekblad Le Monde libertaire (nr. 1695 van 17-25 januari 2013) treft men een artikel aan van Brian Morris over de geschiedenis van de libertaire beweging. Aan het eind maakt hij gewag van moderne vormen van anarchisme. Een aantal van die vormen wordt door hem afgewezen. De vraag is dan of afvalt wat zich als ‘modern’ aandient.

Voor het beantwoorden van die vraag is het interessant ook te kijken naar een bijdrage van Hugo Durieux getiteld ‘Subsidiarity, Anarchism, and the Governance of Complexity’, ..."

Thom Holterman op het blog  Libertaire orde:

"De twee besproken bijdragen verschillen aanmerkelijk van elkaar. Maar ik zie ze in de vorm van de twee helften van een zandloper wel degelijk op elkaar passen. Morris ontwikkelt uit het klassieke anarchisme enkele toetsstenen en kritiseert van daaruit hetgeen allemaal onder ‘modern’ anarchisme wordt gebracht, om daarna een selectie te maken. Durieux bespreekt een aantal moderne vormen van bestuurstheoretische aard (en het eraan gekoppelde jargon) en weegt dan de binnen die vormen ontwikkelde bestuursgedachten aan de hand van klassiek anarchistische elementen (die gelijklopen met die van Morris).

In eerste instantie lijkt het dan dat die bestuurstheoretische gedachten verwijzingen naar het anarchisme opleveren, maar bij nader inzien wordt dat verworpen. Er wordt namelijk niet aan het anarchisme intrinsieke voorwaarden wordt voldaan, zoals die van het antikapitalisme. Daarmee wordt duidelijk dat ook hier niet ‘moderniteit’ de reden is om tot verwerping te besluiten. Het draait om het soort intrinsieke ‘missie’ en die van het anarchisme is fundamenteel anders dan die van het kapitalisme.

Dat laatste heeft (nog steeds) de overhand. In dat licht zal het anarchisme een functie van kritische theorie vervullen, waarin tegelijk prefiguratieve elementen worden getransporteerd die de ‘moderniteit’ voorbij zullen streven. Of zeg het in de woorden van de Duitse anarchist Uwe Timm: ‘De anarchisten kunnen heden niet meer voor een revolutie werken zoals vroeger mogelijk was, maar wel kunnen zij permanent aan een vrijheidslievende en sociale evolutie hun krachten geven’ (Timm in augustus 1964 in een toespraak op Internationale conferentie van Anarchisten te Bückeburg; opgenomen in Recht voor Allen, 1965, nr. 574)."

De volledige tekst van Holterman hier: http://libertaireorde.wordpress.com/2013/01/31/anarchisme-klassiek-en-mo...

 

Communisme 1

 

Om uit de impasse rond het gebruik voor antikapitalistische doeleinden van de term ‘democratie’ te geraken, stelt Jodi Dean voor om ‘communisme’ in eer te herstellen (zie http://durieux.eu/blog/jodi-dean). Een van haar argumenten is dat de term alweer in de theoretische discussies is teruggebracht door o.m. Slavoj Zizek en Hardt & Negri (zie ook http://durieux.eu/content/radicale-subsidiariteit-24-april-2012 op deze site).

Belangrijker is echter dat de ‘communisme’ de enige term is die volgens Dean ‘no to capitalism’ zegt. “No matter what, if people say that they are communist, you know that they are against private property [?-hd] and the private ownership of the means of production and for the people’s control over these means.”

Wanneer Dean ook pleit voor een (eer)herstel van de idee van communistische partijen, stelt Krisis de vraag of deze partijen niet een ietsiepietsie de geschiedenis tegen zich hebben wanneer het gaat om bureaucratische verstarring of de repressieve houding tegenover anarchistische stromingen.

Nou nee, denkt Dean. Zij heeft net de ‘April-stellingen’ van Lenin gelezen, en daarin schrijft hij lovend over de sovjets, de arbeidersraden. Nu, de April-stellingen (‘Over de taken van het proletariaat in de tegenwoordige revolutie’) dateren van april 1917, enkele maanden dus na de februarirevolutie waarin de tsaar werd verdreven, maar nog een half jaar vóór de oktoberrevolutie, waarin de bolsjewistische partij streeft naar de instelling van een communistisch staatssysteem. Vandaag is er echter voldoende betrouwbare geschiedschrijving verschenen die aantoont dat al gauw na 1917 de sovjets ondergeschikt werden gemaakt aan het partijapparaat, en dat de anarchistische stromingen in o.m. Rusland en Oekraïne met grof geweld werden onderdrukt door de communistische partij.

Dean zegt verder: “I think it is really time to get out of that Cold War mentality that lets us reduce everything to one kind of bureaucratic Stalinist party as if that were the only thing that a Communist party ever was.” Hmm, niet erg overtuigend wanneer het erom gaat de anarchistische kritiek te weerleggen dat de partij juist een organisatie is die van bovenuit opgelegd wordt. Volgens anarchisten is de (communistische) partij er juist intrinsiek op gericht een bureaucratisch apparaat te ontwikkelen dat een machtsmonopolie nastreeft.

Er moeten betere argumenten zijn om een herwaardering van de term ‘communisme’ te onderbouwen.

 

Jodi Dean

“For the left to be able to make a break we have to speak a language that is not already the one we’re in”, political scientist Jodi Dean states in an interview in Krisis – Journal for contemporary philosophy. What she’s referring to are the contemporary calls for more ‘direct democracy’, as an alternative for the worldwide failing electoral regimes of representative or even participatory democracy. Calls for democracy, without asserting the class basis of societies, only lead to a reinforcement of what she calls ‘neoliberal fantasy’. “... democracy is a kind of ambient milieu, it’s the air we breathe, everything is put in terms of democracy nowadays. [-] ... the rhetoric of democracy is particularly strong now in the way in which it is combined with the form of capitalism I call ‘communicative capitalism’, where ideals of inclusion and participation, of making one’s voice heard and one’s opinion known are also used by T-Mobile and Apple. Participation ends up being the answer to everything.”

However, since the rise of post-structuralism we know: as far as reality is discursive, any critical discourse will participate in the construction of the world it describes or criticizes. A discourse that positions itself in contradiction to a dominant structure is already integrated in the discontinuity and complexity of existing discourses. For the Internationale Situationniste this was the main question: is a resistance possible that cannot be recuperated in the society of spectacle?

Guy Debord’s answer was: “It is obvious that no idea can lead beyond the existing spectacle, but only beyond the existing ideas on the spectacle”. And so yes, criticism can be spectacularized or commodified by separating it from the practice it advocates and placing it in the petrified ahistoricism of the spectacle, as philosopher Sadie Plant once wrote, but this does not mean that there is no possibility of using these constructions to think beyond the ends to which they are presently employed, if one acknowledges the historical consciousness of the possibility of their authentic realisation. [A bit problematic, this last part of the sentence, since it would imply that there exists something like an authentic realisation – but that’s another story.]

Accepting that the language and values with which criticism is expressed are defined by the existing social and discursive relations only enforces the need for a critical attitude to all existing conceptualisations and values, since these are necessarily the tools with which the existing reality must be undermined and which must be used against the structures within which they have developed. And Jodi Dean’s suggestion of a renewed use of the term ‘communism’ is not really convincing when it comes to deciding between choosing “a language that is not already the one we’re in” or a terminology that is enclosed “in the construction of the world it describes or criticizes”.

See the next contribution on this blog.

Banalités de base

«  Survivre nous a, jusqu’à présent, empêchés de vivre. C’est pourquoi il faut attendre beaucoup de l’impossibilité de survie qui s’annonce désormais avec une évidence d’autant moins contestable que le confort et la surabondance dans les éléments de la survie nous acculent au suicide ou à la révolution. »

Voilà ce qu’écrivit Raoul Vaneigem en 1962 dans internationale situationniste n° 7. Le petit paragraphe 6 dont ces phrases forment la conclusion, commence ainsi : « Il faut comprendre la fonction de l’aliénation comme condition de survie dans ce contexte social. Le travail des non-possédants obéit aux mêmes contradictions que le droit d’appropriation particulière. Il les transforme en possédés, en fabricants d’appropriation et en auteurs de leur propre exclusion mais il représente la seule chance de survie pour les esclaves, les serfs, les travailleurs, si bien que l’activité qui fait durer l’existence en lui ôtant tout contenu finit par prendre un sens positif par un renversement d’optique explicable et sinistre. Non seulement le travail a été valorisé (…) mais, très tôt encore, travailler pour un maître, s’aliéner avec la bonne conscience de l’acquiescement, est devenu le prix honorable et à peine contestable de la survie. La satisfaction des besoins élémentaires reste la meilleure sauvegarde de l’aliénation, celle qui la dissimule le mieux en la justifiant sur la base d’une exigence inattaquable. L’aliénation rend les besoins innombrables parce qu’elle n’en satisfait aucun; aujourd’hui, l’insatisfaction se mesure au nombre d’autos, frigos, TV : les objets aliénants n’ont plus la ruse ni le mystère d’une transcendance, ils sont là dans leur pauvreté concrète. Le riche est aujourd’hui celui qui possède le plus grand nombre d’objets pauvres. »

Tiens, justement aujourd’hui se tenait à Bruxelles le colloque Stilte werkt, offert à tous ceux et celles qui « désirent intégrer le silence, le délai et la simplicité dans leur propre vie et dans la société entière ». Bref, un colloque sur la richesse qu’est devenue le silence, cette « qualité rare ».

Syndicate content