Interessante column van Will Doig op salon.com over fietsen, fietsers en fietsvoorzieningen in Amerikaanse steden: Are urban bicyclists just elite snobs? Uitgangspunt is een ander blog waarvan de auteur zich ergert aan het feit dat de nieuwe fietspaden in New York hem hinderen wanneer hij met zijn Jaguar door Manhattan wil rijden. Bovendien vindt hij fietsers een geprivilegieerde, benauwde aristocratie, een snobistische minderheid die met alle macht haar ideeën wil opleggen aan een ongeïnteresseerde en weigerachtige bevolking. De reacties op dat blog waren niet mis; een van de leukste was: ‘Honestly, if you love driving so much, please move to the Midwest.’
Will Doig stelt zich de vraag hoe het zo ver is kunnen komen dat in een deel van de media fietsers nu gezien worden als pretentieuze jackasses, en volgens hem heeft dat te maken met de veranderingen in de samenstelling van de stedelijke bevolking. In de afgelopen decennia hebben verschillende grote steden een instroom gekend van jonge, goed opgeleide gezinnen, die er voor kozen om zich in de stad op de fiets te verplaatsen. Dat bracht de lokale overheden ertoe om meer fietspaden en bike-share systems op te zetten, wat er dan weer toe leidde dat meer mensen gingen fietsen. Vervolgens ontstond het beeld dat fietsen het middel was van die jonge elite om zich te affirmeren in het straatbeeld. Volgens Doig is dat beeld verkeerd. De afgelopen tien jaar verminderde het aandeel blanke fietsers ten opzichte van riders of color, en fietsers zijn zowat gelijk te vinden in alle inkomensgroepen. Wel is het zo dat fietsvoorzieningen en fietspaden overwegend worden aangelegd in de betere buurten, waar die jonge blanke gezinnen wonen, waardoor fietsen het imago versterkte van gentrification voor de goed opgeleide nieuwkomers. Zo ontstond het beeld dat fietsen elitair is, omdat je het geld moet hebben om te leven in een buurt waar fietsen gewoon mogelijk is.
Daarnaast speelt ook nog de reactie mee dat die elitaire fietsers hun milieuvriendelijke, ‘Europese’ levensstijl willen opdringen aan de gewone, werkende Amerikaanse bevolking. Natuurlijk, zegt Doig, willen fietsers anderen ervan overtuigen ook over te stappen op de fiets, al was het maar omdat zij met zoveel mogelijk moeten zijn om alleen al maar een deel van de straat te krijgen. Verder lijkt de afkeer van fietsen in de populaire media op de Republikeinse afkeer van treinen, die ook gezien worden als elitair en een uitdrukking van pretentieus Europees liberalism.
Hoe gevoelig het thema ligt, blijkt o.m. uit de 360 comments die nu al op het stuk van Doig zijn verschenen. Veel ervan wijzen op het belang voor het milieu en over de noodzaak van betere stadsplanning zodat fietsers, voetgangers en automobilisten naast elkaar de straten kunnen gebruiken. Maar uit heel wat commentaren spreekt ook de pure haat tegen mensen die in woorden of daden kritiek hebben op de houding van ‘als ik in de stad met de auto wil rijden, moet ik toch met de auto kunnen rijden, zonder dat fietsers of fietspaden dat belemmeren’.
Het doet mij in drie opzichten denken aan de situatie in België (in de Nederlandse steden en dorpen is het natuurlijk helemaal anders: daar is fietsen de evidentie zelf). Maar in steden als Brussel of Antwerpen komt het grootste gevaar voor fietsers niet van automobilisten, maar van voetgangers, die gewoon op het fietspad staan of lopen en niet opzij gaan als je belt. De Wetstraat in Brussel, de leien en de Gemeentestraat/Rooseveltplein in Antwerpen, de Charlottalei in Antwerpen, waar de joodse buurtbewoners met hun mega-buggy’s uiteraard geen plaats maken op het fietspad: het zijn plekken waar je voortdurend als fietser het risico loopt omver gelopen te worden.
Daarnaast heeft een stad als Antwerpen – hoewel ze anders pretendeert – een volkomen falend beleid ten aanzien van fietsers. Op sommige plekken is blijkbaar voor de grap een fietsstrook geschilderd op de smalle kasseistrook tussen de tramsporen en de geparkeerde auto’s (De Vrièrestraat). Zelfs straten die recent heraangelegd zijn (Hopland, Otto Veniusstraat, Lange Klarenstraat) zien er nu uit als de kasseistroken uit Paris-Roubaix (pittoresk!).
Tenslotte doet de Amerikaanse kritiek natuurlijk meteen denken aan het gemopper van Bart-De-Wever-achtige types, die zich ook geërgerd en bedreigd voelen door jonge, goed opgeleide mensen, die kiezen voor milieuvriendelijk stadsvervoer, biologisch voedsel en diversiteit. Ook in zijn ogen vormen die mensen, die hun kinderen zelfs in de bakfiets naar school brengen, een pretentieuze en bovendien on-Vlaams elitair zootje. Benieuwd hoe ze in New York zouden reageren, als er daar ook nog eens bakfietsen in het straatbeeld verschijnen.