Boete

Een jonge man uit Apeldoorn kreeg een bekeuring van € 40 omdat hij zonder licht fietste. Toen hij de agent begon uit te schelden, maakte die een nieuw proces-verbaal op, en legde de zaak voor aan het Openbaar Ministerie. Dat stelde de strafmaat op € 800, volgens een regionale krant uit Apeldoorn:


'Beledigen en bedreigen van hulpverleners wordt gezien als geweldpleging. Dergelijk gevallen worden aan het OM ter beoordeling voorgelegd. De strafeis bij agressie tegen ambtenaren is sinds 2011 drie keer zo hoog als in reguliere geweldszaken. 

In dit geval is de eis extra hoog uitgevallen, omdat de 18-jarige zich ook niet kon legitimeren. "Het ging in dit geval om fietsen zonder licht, het uitschelden van een agent en het niet kunnen legitimeren. Een stapeling van feiten die voor de officier van justitie blijkbaar aanleiding was om met een fikse sanctie te komen.''

Voor de 18-jarige Apeldoorner rest waarschijnlijk niets anders dan betalen. De rechtbank volgt in dit soort gevallen vrijwel altijd de eis van het OM: de werkelijk opgelegde straffen bedragen gemiddeld 93 procent van de strafeis. Ook in de strafkeuze wordt het OM vrijwel altijd gevolgd, zo is recent uit onderzoek van de Universiteit Tilburg gebleken.

De meest voorkomende vorm van agressie en geweld tegen hulpverleners bestaat uit verbale agressie. Uit onderzoek vorig jaar bleek dat ruim de helft (57 procent) van ondervraagde hulpverleners minimaal één keer het slachtoffer ervan was geworden in de twaalf voorafgaande maanden. 

Alleen al bij de recente jaarwisseling werden 110 gevallen van geweld tegen hulpverleners gemeld.'

 

Louk Hulsman

 

Onlangs verscheen bij Boom juridische uitgevers ‘De ontmaskering van het strafrechtelijk discours – Een bloemlezing uit het werk van Louk Hulsman’. Bij de dood van Hulsman, op 28 januari 2009, schreef ik voor een andere website het volgende in memoriam:

‘Gisteren ontving ik het bericht dat Louk Hulsman overleden is. Hij zou binnenkort 86 geworden zijn. Louk (prof. L.H.C. Hulsman, zoals hij in officiële teksten heet) was mijn leermeester. Het is omdat ik bij hem wilde promoveren dat ik naar Rotterdam kwam, en mijn kijk op de wereld is al meer dan twintig jaar lang in belangrijke mate mede door hem geïnspireerd.

Louk was een van de grondleggers van het hedendaagse strafrechtelijke abolitionisme. De term abolitionisme (van abolir, afschaffen) werd in de negentiende eeuw gebruikt in verband met de afschaffing van de slavernij. Op dit ogenblik is er nog een wereldwijde abolitionistische beweging die ijvert voor de afschaffing van de doodstraf. Maar waar Louk voor stond, heette voor de gemakkelijkheid ‘afschaffing van het strafrecht’.

‘Afscheid van het strafrecht’ was ook de titel van de Nederlandse vertaling van het boekje waarmee hij in 1982 zijn ideeën voor een groot publiek verwoordde. Maar waar in de oorspronkelijke, Franse versie de ondertitel nog was ‘Le système pénal en question’, kreeg de vertaling de positieve toevoeging ‘Een pleidooi voor zelfregulering’.

Louk was een anarchist. Hij vond dat mensen zelf onder elkaar, op een mens-tot-mens-niveau hun problemen moeten oplossen. Het strafrechtsysteem ontneemt mensen hun conflicten en vertaalt en verdraait ze tot abstracte misdrijven, die uitsluitend via de weg van vergelding kunnen worden aangepakt. Maar mensen ‘leed toevoegen’ (zoals straffen heette in het strafrechtdiscours), omdat zij anderen leed hebben berokkend, betekent alleen dat de totale hoeveelheid leed op de wereld toeneemt. Beter zou het zijn te streven naar herstel, zowel van de schade die is toegebracht, als van de sociale verantwoordelijkheid van degene die die schade heeft veroorzaakt. Een eerste noodzakelijke stap daartoe was volgens Louk maar eens af te stappen van de geïnstitutionaliseerde terminologie van misdrijf en dader en slachtoffer en straf, en in de plaats daarvan problemen te bekijken als ongewenste situaties of onaanvaardbaar gedrag, en daarvoor een oplossing te zoeken die alle betrokken partijen in hun waarde laat.

Anders leren kijken naar de sociale werkelijkheid, er anders over praten, ontsnappen uit de terminologie van het strafrechtssysteem, dat was waar Louk voor pleitte. De laatste alinea van zijn tekst in ‘Afscheid van het strafrecht’ luidt zo: “Als ik uit mijn tuin de obstakels verwijder die zon en water verhinderen de aarde vruchtbaar te maken komen er planten te voorschijn waarvan ik het bestaan zelfs niet vermoedde. Op een dergelijke manier baant het verdwijnen van het staatsstrafrechtsysteem, in een gezonder en dynamischer samenlevingsverband, de weg voor een nieuwe gerechtigheid.”’

De publicatie van dit boek is een uitvloeisel van de postume toekenning aan Louk van de Willem Adriaan Bonger Prijs, omwille zijn “uitzonderlijke bijdrage aan zowel het vakgebied als aan het maatschappelijk debat over misdaad en straf”. In De ontmaskering van het strafrechtelijk discours is een selectie van publicaties van Louk Hulsman bijeengebracht die kenmerkend zijn voor zijn wetenschappelijk denken en voor de ontwikkeling daarin. Het boek bevat eerder in het Nederlands gepubliceerde teksten, waarvan sommige zeer bekend zijn en nog vaak worden bestudeerd, en sommige relatief onbekend en ook moeilijk traceerbaar. Het bevat ook enkele teksten die vertaald zijn en nu voor het eerst in het Nederlands verschijnen, en het een inleiding op het werk van Hulsman.

Hieronder een opname van 1 december 2008, waarin Louk in zijn typische stijl een bijdrage levert op het Cannabis Tribunaal in Den Haag.



 

Indignation

 

Beaucoup a déjà été dit et écrit sur le caractère révolutionnaire ou non des nouvelles formes de contestation de rue qui surgissent partout dans le monde depuis plus d’un an : des indignés ou indignados en Europe et l’Amérique latine, en passant par les variantes Etats-unisiennes et globales d’Occupy Wall Street, jusque même aux contestations sociales en Israël, à Chine ou en Russie. (Je fais abstraction du ‘printemps arabe’ ou des révoltes populaires au Moyen-Orient, parce que celles-ci semblent être dirigées en première instance contre des régimes politiques autoritaires nationaux, et qu’ils aspirent en premier lieu à un changement du pouvoir et/ou plus de démocratie.) En général, dans ces premiers mouvements mentionnés, il s’agit de personnes qui refusent de souffrir passivement les conséquences d’une crise politique dont elles ne sont pas responsables. Néanmoins, selon le politicologue italien Raffaele Laudani in Lettera internazionale 110, ces ‘nouveaux’ mouvements de contestation ont un clair caractère politique. Essentiellement, ils expriment l’indisponibilité de payer pour la faillite de systèmes politiques dont les institutions représentatives n’ont pas été en mesure de se soustraire au pouvoir ‘des marchés’ et de formuler une réponse adéquate à la crise économique (et politique et morale) de l’ordre global du néo-libéralisme (p.e. : http://youtu.be/tqeTGTU6FFg). Selon Laudani, l’action politique de ces mouvements est dirigée en première instance vers la destitution des pouvoirs politiques et économiques. Le but serait d’abolir la légitimité et la représentativité de ces systèmes de pouvoir, en indiquant clairement que l’on n’est plus disponible à accepter plus longtemps leurs actes et leur fonctionnement.

Cette interprétation du phénomène des indignados ou d’Occupy rappelle Laudani un classique de la littérature politique européenne : le Discours de la servitude volontaire d’Etienne de La Boétie, (1548). La Boétie naquit en 1530 et il était donc plein de jeune enthousiasme lorsqu’il écrivit son manifeste. Il vivait une période turbulente, dans laquelle une monarchie nationale naissante opprimait violemment les révoltes des paysans et des ouvriers qui souffraient sous les taxes montants. Selon La Boétie la population ne devrait pas résister le ‘tyran’ en le combattant, mais au contraire en retirant son consentement nécessaire pour le fonctionnement du souverain. En effet, l’obéissance au monarque ne fait pas part de la nature ‘objective’ des hommes ; elle n’est qu’une seconde nature qui ne peut se développer que parce que l’on ne suit pas son inclination à la désobéissance et l’on opprime la disposition à défendre sa liberté. En d’autres mots, c’est le peuple lui-même qui se soumet en servitude volontaire, qui sème les fruits afin que le tyran en fasse le dégât, qui meuble sa maison afin qu’il la pille, qui nourrit ses filles afin qu’il les abuse, qui nourrit ses enfants afin que le despote puisse les mener à la boucherie de ses guerres, qui s’affaiblit afin de le rendre plus fort à tenir plus courte la bride. (Le lecteur aura compris que ce passage est une paraphrase du texte de La Boétie, j’espère.)

Et quand-même : « et de tant d’indignités, que les bêtes mêmes ou ne les sentiraient point, ou ne l’endureraient point, vous pouvez vous en délivrer, mais seulement de le vouloir faire. Soyez résolus de ne servir plus, et vous voilà libres. Je ne veux pas que vous le poussiez ou l’ébranliez, mais seulement ne le soutenez plus, et vous le verrez, comme un grand colosse à qui on a dérobé sa base, de son poids même fondre en bas et se rompre. »

Voilà ce que Laudani appelle ‘la destitution’ du pouvoir politique. Et d’avertir : la vocation de destitution de la part des indignés n’a peu à voir avec la tradition moderne de la désobéissance civile, dans laquelle la contestation est ‘civile’ en ce qu’elle est sans rébellion, une alternative à la révolution ou à des formes plus ‘extrêmes’ d’opposition politique. En effet, ce n’est que quand la désobéissance se libère de la pression de l’opinion publique et des impostures des institutions représentatives, et qu’elle bloque en tant qu’action directe le fonctionnement de la machine institutionnelle, qu’elle sera vraiment un acte de citoyenneté, l’expression concrète de la volonté de participer activement à la vie politique d’une communauté. C’est Raffaele Laudani qui le dit.

En tout cas, selon lui, ce que l’on voit est une nouvelle ‘ontologie politique’, une manière spécifique de concevoir le conflit politique. Le vouloir et le pouvoir de réaliser quelque chose de nouveau et de différent de ce qui existe ne passera pas par l’état qui garantirait l’implémentation des revendications des mouvements ; ce pouvoir réside dans le mouvement immanent d’un surplus, d’une abondance existentielle, qu’il ne faut donc pas conquérir, mais qu’il faut en premier lieu libérer de ses chaines et de la servitude où les gens mêmes l’ont enfermée.


 

Salduz in België

Al weken voeren het Openbaar Ministerie, de politie en de Standaard campagne tegen de ‘Salduz-wet’, die, grof gezegd, onder meer inhoudt dat een verdachte na arrestatie in principe recht heeft op bijstand door een advocaat bij het verhoor. (Als compensatie krijgt de onderzoeksrechter overigens de mogelijkheid om de aanhoudingstermijn meteen met 24 uur te verlengen.)

De krant leverde al koppen als ‘Salduz-wet jaagt overheid vanaf volgend jaar op kosten’, ‘Politie ziet Salduz-wet niet standhouden’, ‘”Salduz” leidt tot straffeloosheid’, ‘”Vrijgeleide voor criminelen”’, met als uitsmijter uiteraard een interview met de blijkbaar onvermijdelijke demagoog Brice De Ruyver.

Wat hopen zij hier eigenlijk mee te bereiken? Dat de wet niet wordt uitgevoerd? Dat zal niet gebeuren. Het recht op juridische bijstand bij het politieverhoor is inmiddels vaste rechtspraak van het EHRM, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (sinds de zaak-Salduz uit 2008; tijd zat om een systeem van rechtsbijstand bij het verhoor op te zetten). Het Europees Parlement en de Commissie hebben bovendien de voorschriften in een Richtlijn gegoten, die dus verplicht door de lidstaten moest omgezet worden in wetgeving.

Aardig is om even te kijken naar overweging 34 (Subsidiarity principle) van de toelichting bij het toenmalige voorstel van Richtlijn. Daarin wordt aangegeven waarom de bescherming van de rechten van verdachten tijdens het verhoor niet kan overgelaten worden aan de lidstaten zelf: The objective of the proposal cannot be sufficiently achieved by Member States alone, since there is still significant variation in the precise method and timing of the right of access to a lawyer in criminal proceedings across the European Union. As the aim of the proposal is to promote mutual trust, only action taken by the European Union will establish consistent common minimum standards that apply throughout the whole of the European Union. The proposal will approximate Member States’ procedural rules regarding the time and manner of access to a lawyer for suspects and accused persons and for persons subject to an EAW (Europees aanhoudingsbevel), the aim being to enhance mutual trust. The proposal therefore complies with the subsidiarity principle.

Wie dacht dat het wantrouwen van de Commissie alleen gold ten aanzien van Italië, Griekenland of het ex-Oostblok, think again: België moet blijkbaar net zo goed gedwongen worden tot een correcte uitvoering van de EHRM-rechtspraak.

COMPLEXITEIT EN BELEID (2 januari 2012)

 

Begin december 2011 organiseerde ik aan Universiteit Antwerpen een besloten symposium rond ‘grensoverschrijdend toekomstdenken’, complexiteit en beleid.

De spreker was prof. Marjolijn van Asselt (Universiteit Maastricht, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid). Zij had een mooi verhaal over toekomstdenken en beleid, gebaseerd op de/haar WRR-studie Uit zicht – toekomstverkennen met beleid (2010).

Pauline Ketelaars illustreerde nadien kort een en ander met materiaal uit haar onderzoek De Lage Landen 2020-2040 (Steunpunt Buitenlands Beleid, 2011) en ik maakte tussen beiden een bruggetje met een korte toelichting over de achtergrond van dat onderzoek: de verhouding tussen complexiteit en beleid.

" Dat is de paradox waarvoor het beheer van complexiteit zich nu geplaatst ziet: tijdelijke orde brengen in een maatschappelijke realiteit, waarin een veelheid aan actoren functioneert met verschillende doelstellingen, belangen, methoden en waarden en normen. Om de complexe realiteit te beheren, moet men een reductie van die complexiteit toepassen, en die reductie wordt bepaald door een contingent aantal factoren: technologische beperkingen, toeval in het algemeen, wettelijke en politieke kaders, globale geopolitieke ontwikkelingen, maar ook ethische en politieke keuzes."

Hier de volledige tekst.

 

Big Brother Awards

 

Wat waren wij naïef toen. In 1983 schreef ik voor KRI een artikel over de dreigende invoering in Nederland van een systeem van elektronische persoonsregistratie. Bijna dertig jaar later, in oktober 2011 wordt België door de Europese Commissie op de vingers getikt omdat het nog steeds geen biometrisch paspoort heeft met een chip die de vingerafdruk van de houder bevat. En op 1 januari 2012 zou Nederland weer gewoon algemene grenscontrole invoeren, nu via het digitale camerasysteem ‘automatisch mobiel informatie gestuurd optreden – better operational result and advanced security’ (@migo-boras). Op 26 januari 2012 reiken de Liga voor mensenrechten en de Ligue des Droits de l’Homme voor de tweede keer de Big Brother Awards uit.

Begin jaren 1980 zette Nederland de eerste stappen in de richting van de ‘gecentraliseerde automatische verwerking van persoonsgegevens’ (Centrale Personen Administratie, SoFi-nummer, centraal medisch of politienummer, elektronische identiteitskaart). Een van de grondleggers van dit systeem zei hierover: “De huidige complexer wordende samenleving waarin onder andere de burgerlijke ongehoorzaamheid toeneemt of manifester wordt, kan voor haar volwaardig functioneren een vermindering van persoonlijke privacy vereisen. Centraal staat een volwaardig functioneren van de samenleving. Ik versta daaronder een samenleving waarin de individuen gehouden zijn of worden zich te gedragen volgens de op democratische wijze tot stand gekomen regels of afspraken. De systemen die de naleving van deze regels of afspraken bewerkstelligen, dienen zo te zijn opgebouwd dat opvolging ervan redelijkerwijs verzekerd is of dat ontgaan vrijwel onmogelijk is.” Het volledige stuk zit in het archief.

De tekst boven de foto luidt: “Grenscontrole per computer: nu worden paspoortnummers nog ingetoetst, straks leest de computer die zelf.”

Intussen werd bekend dat de Nederlandse marechaussee aan vijftien grensovergangen met België en Duitsland het camerabewakingssysteem @migo-boras installeert. Dat zou vanaf 1 januari 2012 alle passerende voertuigen fotograferen, digitaal opslaan en koppelen aan de computers van de marechaussee. Wie in een verdacht voertuig rijdt, wordt een paar kilometer verder langs de weg gezet. Niet alleen de nummerplaat wordt geregistreerd, ook de zijkant van het voertuig wordt gefotografeerd, waarbij de inzittenden zichtbaar zijn. De Europese Commissie vraagt zich inmiddels af of @migo-boras niet in strijd is met de Schengen-regels rond het vrij verkeer van personen. Dat zou namelijk het geval zijn als cameratoezicht het equivalent wordt van ouderwetse grenscontrole.

Intussen heeft diezelfde Europese Commissie België wel gewaarschuwd dat het de enige staat is die de richtlijn over de invoering van biometrische paspoorten met vingerafdrukherkenning niet tijdig heeft omgezet in nationale regelgeving. Dit is inmiddels al wel gebeurd in alle EU-lidstaten (min Ierland en Groot-Brittanië) plus Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Op 26 januari 2012 reiken de Liga voor mensenrechten en de Ligue des Droits de l’Homme voor de tweede keer de Big Brother Awards uit, “een avond waarop ‘s lands grootste privacyschenders aan de kaak worden gesteld en privacybeschermers in de bloemetjes worden gezet. Er wordt kritisch gekeken naar de talrijke initiatieven omtrent camerabewaking, identiteitscontroles in het uitgangsleven of in recreatiedomeinen, bodyscanners , de onfrisse praktijken van Google en Apple, …” De kandidaten voor de awards zijn te vinden op www.bigbrotherawards.be. Daar kan je ook stemmen op negen kandidaten die door de organisatoren beschouwd worden als ernstige schenders van de privacy.

 

Elitair fietsen

Interessante column van Will Doig op salon.com over fietsen, fietsers en fietsvoorzieningen in Amerikaanse steden: Are urban bicyclists just elite snobs? Uitgangspunt is een ander blog waarvan de auteur zich ergert aan het feit dat de nieuwe fietspaden in New York hem hinderen wanneer hij met zijn Jaguar door Manhattan wil rijden. Bovendien vindt hij fietsers een geprivilegieerde, benauwde aristocratie, een snobistische minderheid die met alle macht haar ideeën wil opleggen aan een ongeïnteresseerde en weigerachtige bevolking. De reacties op dat blog waren niet mis; een van de leukste was: ‘Honestly, if you love driving so much, please move to the Midwest.’

Will Doig stelt zich de vraag hoe het zo ver is kunnen komen dat in een deel van de media fietsers nu gezien worden als pretentieuze jackasses, en volgens hem heeft dat te maken met de veranderingen in de samenstelling van de stedelijke bevolking. In de afgelopen decennia hebben verschillende grote steden een instroom gekend van jonge, goed opgeleide gezinnen, die er voor kozen om zich in de stad op de fiets te verplaatsen. Dat bracht de lokale overheden ertoe om meer fietspaden en bike-share systems op te zetten, wat er dan weer toe leidde dat meer mensen gingen fietsen. Vervolgens ontstond het beeld dat fietsen het middel was van die jonge elite om zich te affirmeren in het straatbeeld. Volgens Doig is dat beeld verkeerd. De afgelopen tien jaar verminderde het aandeel blanke fietsers ten opzichte van riders of color, en fietsers zijn zowat gelijk te vinden in alle inkomensgroepen. Wel is het zo dat fietsvoorzieningen en fietspaden overwegend worden aangelegd in de betere buurten, waar die jonge blanke gezinnen wonen, waardoor fietsen het imago versterkte van gentrification voor de goed opgeleide nieuwkomers. Zo ontstond het beeld dat fietsen elitair is, omdat je het geld moet hebben om te leven in een buurt waar fietsen gewoon mogelijk is.

Daarnaast speelt ook nog de reactie mee dat die elitaire fietsers hun milieuvriendelijke, ‘Europese’ levensstijl willen opdringen aan de gewone, werkende Amerikaanse bevolking. Natuurlijk, zegt Doig, willen fietsers anderen ervan overtuigen ook over te stappen op de fiets, al was het maar omdat zij met zoveel mogelijk moeten zijn om alleen al maar een deel van de straat te krijgen. Verder lijkt de afkeer van fietsen in de populaire media op de Republikeinse afkeer van treinen, die ook gezien worden als elitair en een uitdrukking van pretentieus Europees liberalism.

Hoe gevoelig het thema ligt, blijkt o.m. uit de 360 comments die nu al op het stuk van Doig zijn verschenen. Veel ervan wijzen op het belang voor het milieu en over de noodzaak van betere stadsplanning zodat fietsers, voetgangers en automobilisten naast elkaar de straten kunnen gebruiken. Maar uit heel wat commentaren spreekt ook de pure haat tegen mensen die in woorden of daden kritiek hebben op de houding van ‘als ik in de stad met de auto wil rijden, moet ik toch met de auto kunnen rijden, zonder dat fietsers of fietspaden dat belemmeren’.

Het doet mij in drie opzichten denken aan de situatie in België (in de Nederlandse steden en dorpen is het natuurlijk helemaal anders: daar is fietsen de evidentie zelf). Maar in steden als Brussel of Antwerpen komt het grootste gevaar voor fietsers niet van automobilisten, maar van voetgangers, die gewoon op het fietspad staan of lopen en niet opzij gaan als je belt. De Wetstraat in Brussel, de leien en de Gemeentestraat/Rooseveltplein in Antwerpen, de Charlottalei in Antwerpen, waar de joodse buurtbewoners met hun mega-buggy’s uiteraard geen plaats maken op het fietspad: het zijn plekken waar je voortdurend als fietser het risico loopt omver gelopen te worden.

Daarnaast heeft een stad als Antwerpen – hoewel ze anders pretendeert – een volkomen falend beleid ten aanzien van fietsers. Op sommige plekken is blijkbaar voor de grap een fietsstrook geschilderd op de smalle kasseistrook tussen de tramsporen en de geparkeerde auto’s (De Vrièrestraat). Zelfs straten die recent heraangelegd zijn (Hopland, Otto Veniusstraat, Lange Klarenstraat) zien er nu uit als de kasseistroken uit Paris-Roubaix (pittoresk!).

Tenslotte doet de Amerikaanse kritiek natuurlijk meteen denken aan het gemopper van Bart-De-Wever-achtige types, die zich ook geërgerd en bedreigd voelen door jonge, goed opgeleide mensen, die kiezen voor milieuvriendelijk stadsvervoer, biologisch voedsel en diversiteit. Ook in zijn ogen vormen die mensen, die hun kinderen zelfs in de bakfiets naar school brengen, een pretentieuze en bovendien on-Vlaams elitair zootje. Benieuwd hoe ze in New York zouden reageren, als er daar ook nog eens bakfietsen in het straatbeeld verschijnen.

Armoede

 

Iedereen in de Europese Unie een menswaardig inkomen garanderen, is dat haalbaar, in ‘deze crisisperiode’? Honderddertig miljard euro zou dat moeten kosten, berekende het Centrum voor sociaal beleid (CSB) van Universiteit Antwerpen. Dat is veel geld misschien, maar nog altijd maar 1,12% van het bruto nationaal product van 11.600 miljard, dat de 27 EU-lidstaten in 2009 genereerden. In deze tijden van maatschappelijk egoïsme echter is de (politieke) wil er niet om de zwakkeren structureel te helpen. En dat is dom en kortzichtig, want uitsluiting van grote groepen tegengaan is juist goed voor de weerbaarheid van de samenleving als geheel.

Algemeen gaat men ervan uit dat de armoedegrens in een land ligt op zestig procent van het gemiddelde inkomen per gezin. In de hele EU zijn er maar twee staten (Ierland en Denemarken) die voor sommige categorieën inwoners dat minimuminkomen garanderen. De bijstand in Nederland en Luxemburg is al iets lager, maar in de andere lidstaten ligt het gegarandeerd minimuminkomen (in België: het ‘leefloon’) ver onder de armoedegrens. Niet alleen maakt dit dat in de rijke landen grote groepen van de bevolking uitgesloten worden van een volwaardig maatschappelijk bestaan (zie bv. de ‘Vlaamse armoedemonitor’), ook stimuleert het de armen in de ‘arme’ landen om hun heil te zoeken in het Westen.

Natuurlijk wordt nu de fetisj van de crisis en de ‘noodzakelijke bezuinigingen’ aangehaald om te argumenteren dat eerst moet ingezet worden op economische groei, en dat dan iedereen er vanzelf op vooruit zal gaan. Maar dat is quatsch. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de vruchten van economische groei niet vanzelf ten goede komen aan hen die al uitgesloten zijn. Daar is integendeel een serieus stimulerend armoedebeleid voor nodig.

Dat is niet alleen een kwestie van politiek fatsoen of minimale maatschappelijke verantwoordelijkheid. Aan al de egoïsten - burgers, politici, (sub)nationale overheden - die hun welvaart niet willen delen met de zwakkeren: armoede in de samenleving verminderen is ook goed voor jezelf. Minder uitsluiting veroorzaakt minder onrust. Mensen die in staat zijn hun noodzakelijke kosten van levensonderhoud te betalen, investeren in de economie. En als de armen in andere landen in staat zijn te overleven, zullen zij niet hier aan de deur komen kloppen (want daar zit blijkbaar de grote angst voor migratie, zo bleek gisteravond weer eens op een debatavond in Antwerpen met o.m. Jean-Marie De Decker en een type van de VLD).

Caviapolitie

 

In de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 2010 haalt de PVV van Geert Wilders een oud plan uit de kast: de partij wil dat Nederland ook animal cops krijgt. (Even tevoren was op de commerciële televisie een Amerikaanse reality-serie te zien met dezelfde titel. Daarin begeleidt een stompzinnige voice over politieagenten die voor de camera honden en poezen redden uit abominabele omstandigheden.)

Maar in het Limburg van Geert Wilders is de nood groot: “Een puppy die wordt doodgetrapt, een schaap dat in de wei wordt geslacht of verkrachte paarden en pony’s, er zijn genoeg voorbeelden die een strenge en professionele aanpak rechtvaardigen”, zegt hij bij de lancering van het plan. Om hoeveel van die verkrachte paarden en pony’s het gaat, wordt niet meteen duidelijk, maar misschien wilde Wilders eigenlijk vooral die bevolkingsgroep pakken, die maar niet wil integreren, en waarvan iedereen weet dat zij eerst schapen neuken en ze vervolgens de keel oversnijden.

Enfin, in het regeerakkoord Rutte-Verhagen, dat mee door Wilders is opgesteld, komt de passage: “Dierenmishandeling wordt harder aangepakt, onder meer door vijfhonderd animal cops”. Er is niks mis met het aanpakken van dierenmishandeling, zeker in kwekerijen of de veeteelt en in (het vervoer naar) de slachthuizen, maar of daarvoor vijfhonderd agenten moeten opgeleid en ingezet worden? De politiekorpsen zagen het in ieder geval niet zitten, en het is maar de vraag of er zelfs voldoende werk is voor de 125 agenten, die nu in oktober 2011 hun opleiding zouden moeten krijgen.

Inmiddels werd namelijk bekend dat de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA, de samenvoeging van verschillende controlediensten) bevoegd wordt voor de mishandeling van ‘landbouwhuisdieren en productiedieren’. Er zijn maw. geen ‘inhoudelijke redenen’ om de dierenpolitie in te zetten in de ‘agrarische bedrijfstak’, laat het ministerie van Veiligheid en Justitie weten. Zowel voor- als tegenstanders van het oorspronkelijke plan, zoals resp. de partij voor de Dieren en de Amsterdamse korpschef, hebben het nu geringschattend over ‘hamsterpolitie’ of ‘caviapolitie’. Je zal als agent nog animal cop willen worden…

Intussen is blijkbaar nog steeds niet duidelijk of die vijfhonderd agenten dierenpolitie, als zij er al komen, voltijds aan de slag zouden gaan. Je kan ze ook, zeg maar, één dag in de week animal cop laten doen, en dan scheelt het dus nogal wat of je daar landelijk 500 vte of 100 vte voor vrijmaakt. Bovendien blijkt uit geen van de tot nu toe bekende plannen hoe groot de noodzaak is van een uitbreiding en specialisering van dit specifieke politietoezicht, of wat exact de doelen zijn die men wil bereiken, en hoe dit gaat gemeten worden. Of zoals Rob Velders (www.passievoorpubliekeverantwoording.nl) het stelde: “Hoeveel dieren gaan we redden en hoeveel dierenbeulen gaan we het leven zuur maken? Wanneer moeten die hun nare gewoontes hebben afgeleerd? … We doen ons best en we zullen aan het eind van de periode (welke?) wel bepalen (hoe?) of we succesvol (wanneer is dat het geval?) zijn geweest.”

Kortom, een mooi voorbeeld van hoe een verkiezingseis, die toch al een losse flodder was, wel het regeerakkoord haalt, maar vervolgens vakkundig om zeep wordt geholpen.

 

Vlaanderen vandaag (1)

Op 24 september 2011 omstreeks 17u51, zei Guido S., 's Gravenwezel:

Zou me nu iemand kunnen uitleggen waarom België nog zou moeten blijven bestaan? Voor een Vlaming dan wel! Voor een franstalige moet uiteraard België nu méér dan ooit blijven bestaan. De vreugde kan niet op, de zalige hangmat mag blijven! De Vlamingen zijn nu wel verplicht te BLIJVEN betalen! Maar een Vlaming, met echte realiteitszin, en die weet dat het bestaan van jaar tot jaar nog duurder en moeilijker zal worden, kan hij DIT 'akkoord' - een woord met een vreselijk vieze smaak - echt aanvaarden? Is dit nog verstandig of redelijk? Onzindelijker kan het niet meer! Is het dan nu geen tijd om ECHT na te gaan hoe aan ZULK verraderlijk België op een legale manier een einde kan gemaakt worden? Zo nodig - het zal beter blijken, geloof maar - door Brussel cadeau te doen aan de francofonen, mét overname van de staatsschuld, en verder alle overeenkomsten op te zeggen, via onderhandelingen met de franstaligen. Dit lijkt me - écht - de enige aanvaardbare toekomst voor Vlaanderen.

Op 24 september 2011 omstreeks 17u41, zei Herman B., Edegem:

Eerst onze grond laten afpakken , dan ons geld.. Voor wiens volk, voor wiens vrijheid en voor wiens recht? miljard!

De Standaard online, 24 september 2011

Syndicate content