MIGRATIE OF MOBILITEIT?

Deze dagen wordt het nieuws beheerst door de toestroom in Europa van mensen die rampspoed en oorlog ontvlucht zijn in Syrië, Irak, Afghanistan (de Afrikanen die de Middellandse Zee proberen over te steken zijn even naar de achtergrond gedrongen). Blijkbaar willekeurig heten die mensen in de media ‘vluchtelingen’ of ‘migranten’.

Maar sinds een aantal jaren is er ook opnieuw een grote groep mensen die vanuit Zuid-Europa de uitbuiting en de oorlog tegen de armen daar ontvlucht. Vanuit Portugal, Spanje, Zuid-Italië, Griekenland trekken weer talrijke mensen naar West- en Midden-Europa in de hoop hier een toekomst op te bouwen die hen in het zuiden ontzegd wordt. Vaak volgen zij daarbij de sporen van familie die al eerder, na de tweede wereldoorlog, als gastarbeider naar hier kwam om te werken in de mijnen of de zware industrie. Ook nieuwe migranten dus, maar toch anders dan zij die van buiten Europa komen. Voor de nieuwe Europese migranten geldt immers het vrij verkeer van personen binnen de EU; hun migratie is een vorm van intra-Europese mobiliteit.

Die vaststelling doet een aantal vragen rijzen voor beleidsmakers. Wat is de impact van een toestroom van hooggeschoolde, of van laaggeschoolde, Europese arbeidskrachten op de arbeidsmarkt? Hoe gaat gezinshereniging in het werk? Hoe spelen vereisten en verwachtingen rond inburgering en integratie een rol?

CeMIS , Centrum voor Migratie en Interculturele Studies aan Universiteit Antwerpen bracht een aantal auteurs en onderzoekers bij elkaar voor de bundel Intra-Europese migratie en mobiliteit. Andere tijden, nieuwe wegen? Uit de aankondiging van de uitgeverij:

“Ondanks de indrukwekkende omvang van intra-Europese migratiestromen kregen deze in België tot op heden slechts zeer geringe wetenschappelijke aandacht in vergelijking met de migratie van niet-Europeanen, oftewel derdelanders. Nochtans is het van vitaal belang dat de intra-Europese migratie een centrale plaats krijgt op de hedendaagse onderzoeksagenda. In de huidige politieke, economische en maatschappelijke context  worden intra-Europese migratie en mobiliteit met argusogen bekeken en moet het vrije verkeer van personen, één van de kernverwezenlijkingen van de Europese integratie, het steeds vaker ontgelden. Dit boek wil een genuanceerde en diepgaande stand van zaken bieden over (het onderzoek naar) de intra-Europese migratie en mobiliteit met een bijzondere focus op de Vlaamse en Belgische situatie.”

Ik werkte mee aan de bijdrage van Lieselot Vanduynslager en anderen: ‘Migratie- en integratietrajecten van Zuid-Europese migranten in Vlaanderen: Een kritische reflectie over intra-EU-mobiliteit en inburgering van EU-burgers versus niet-EU-burgers in beleidsperspectief’. Volgens de inleiding (p. 13) stellen de auteurs "de vraag welke migratie- en integratietrajecten Zuid-Europese burgers (ook deze van niet-Europese herkomst) in Vlaanderen doorlopen. In het bijzonder worden de mogelijke en effectieve migratienoden van Spaanse en Portugese nieuwkomers in Vlaanderen geëxploreerd. Daarbij wordt nagegaan in welke mate de vooropgestelde categorieën in de doelgroepen van het inburgeringsbeleid (volgens nationaliteit, duur en reden van verblijf) stroken met de feitelijke inburgeringstrajecten en reële integratienoden van de verschillende groepen nieuwkomers."

De tekst vind je als je de titel van dit stukje aanklikt; de titel van de bijdrage had ik zelf niet kunnen verzinnen.

Het stuk staat in Intra-Europese migratie en mobiliteit. Andere tijden, nieuwe wegen? (onder redactie van Christiane Timmerman, Rilke Mahieu, François Levrau, Dirk Vanheule), Universitaire Pers Leuven, 175-197.

 

De VN en drugs

Wie had dat verwacht? In Genève heeft de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties zopas een hele reeks aanbevelingen gedaan ter verdediging van mensenrechten in het internationale systeem van drugscontrole en -bestrijding. Daarmee gaat hij regelrecht in tegen het jarenlange beleid van UNODC, het United Nations Office on Drugs and Crime, dat ook in Genève zijn hoofdkwartier heeft.

De Hoge Commissaris is de Jordaanse prins Zeid Ra’ad Zeid Al-Hussein, en de omslag zou niet alleen te maken hebben met Al-Husseins engagement voor de mensenrechten, maar ook met de groeiende druk van Latins-Amerikaanse staten. Die ondergaan immers op grote schaal de verwoestende effecten van het prohibitionistische beleid.

De zestien pagina’s van de nota van Al-Hussein maken alvast qua terminologie het verschil. Sinds decennia kon in teksten van de Verenigde Naties uitsluitend sprake zijn van ‘drug abuse’. Nu blijkt dat drugs ook gewoon kunnen gebruikt worden. Verder bepleit Al-Hussein onder meer: de volledige depenalisering van de persoonlijke consumptie van psychotrope middelen, zonder onderscheid te maken tussen lichte of ‘hard drugs’; alternatieven voor vrijheidsberoving in het geval van verdachten met verslavingsproblemen; een verbod op gedwongen onthouding met het oog op bekentenissen of informatie; volledige, en niet uitsluitend dreigende, informatie aan jongeren inzake drugsgebruik; het aanvaarden van het traditioneel of gewijd gebruik van bepaalde illegale stoffen; een duidelijk verbod op de doodstraf in het geval van misdrijven die te maken hebben met de consumptie van of handel in verboden middelen; en hoe dan ook het bevorderen van harm reduction als algemeen beleid.

De aanbevelingen van Al-Hussein komen niet echt uit de lucht vallen. Al jaren wordt er op institutioneel niveau binnen de Verenigde Naties druk uitgeoefend om af te stappen van het desastreuze beleid van prohibitionisme. Maar ook op kleinere schaal, in gemeenten, regio’s en deelstaten in Latijns-Amerika, de Verenigde Staten en Europa zie je pogingen om op een normale manier om te gaan met mensen die verboden roesmiddelen willen consumeren. Dat is niet alleen een kwestie van mensenrechten, maar ook van puur pragmatisme en goed bestuur.

De nota wordt op 28 september besproken tijdens de dertigste zitting van de VN-Raad voor de mensenrechten.

Sacré Coeur

 

Vrijheidsstraf

In het laatste nummer van Fatik, het ‘tijdschrift voor strafbeleid en gevangeniswezen’ van de Liga voor Mensenrechten (nr. 146, binnenkort op http://www.mensenrechten.be/index.php/site/archief/tvmr_fatik), maakt Tom Daems een analyse van Het Justitieplan van minister Geens (http://www.koengeens.be/justitieplan). Hij besteedt vooral aandacht aan Geens’ plannen voor een hervorming van (de uitvoering van) de straffen. Die zijn te vinden in het derde hoofdstuk ‘Efficiënte aanpak van criminaliteit en onveiligheid’.

Voordat men Geens verderop in zijn tekst zou kunnen gaan verdenken van vertrouwdheid met criminologische inzichten, of zelfs van idealisme, heeft hij in het eerste hoofdstuk al laten berekenen hoe duur dat hele gevangeniswezen wel is, en wat statistisch gezien één gedetineerde kost per jaar. Voor de 11.501 gedetineerden die op 16 februari 2015 geteld werden, zou dat gemiddeld 48.519 euro per persoon per jaar zijn. Daems schrijft: “… het zijn toch vooral budgettaire kopzorgen die de nieuwbakken reductionistische koers inluiden.” (Opmerkelijk overigens: van die 11.501 gedetineerden zitten er 36% in voorlopige hechtenis. Die zijn, met andere woorden, -nog- niet schuldig aan enig strafbaar feit.)

Toch vind je in Het Justitieplan formuleringen terug die rechtstreeks verwijzen naar wat strafrechthervormers en criminologen al sinds de jaren 1970 bepleiten. Zo wordt vermeld dat het strafrecht “zijn juiste plaats toegewezen krijgt in het geheel van normhandhavende mechanismen”. Er moet minder gestraft worden, en minder strafbaar gesteld. In paragraaf 94 staat: “Het aantal strafbepalingen wordt verminderd en vereenvoudigd. Alleen de inbreuken die écht strafwaardig worden beschouwd omdat de door het misdrijf geschonden belangen dermate fundamenteel zijn voor het algemeen belang en omdat voor de slachtoffers herstel niet mogelijk is via andere wegen, komen nog voor de strafrechter. Zo wordt het strafrecht tot haar (sic) kerntaak teruggebracht, namelijk de bestraffing van de ernstige inbreuken. Andere onwenselijke gedragingen worden administratief of waar mogelijk zelfs zuiver burgerrechtelijk afgehandeld.” Horen wij daar in de verte Louk Hulsman nog roepen?

Nu is er wel wat af te dingen op de administratiefrechtelijke afhandeling van ‘onwenselijke gedragingen’. De perikelen rond de gemeentelijke administratieve sancties (GAS) getuigen daarvan. Anderzijds opent dit in theorie perspectief voor de bezitters van op dit ogenblik verboden roesmiddelen. Schendt het bezit van een joint belangen die “dermate fundamenteel zijn voor het algemeen belang”? En als het bezit van illicit drugs voor eigen gebruik beschouwd wordt als een victimless crime, voor welk slachtoffer moet er dan herstel gezocht worden?

Een positief punt in Het Justitieplan, waar ook Tom Daems op wijst, is de mentaliteitsomslag in verband met het zogenaamde cellentekort. “Het cellentekort wordt immers hertaald naar een gedetineerdenoverschot: de detentiepopulatie moet duurzaam onder de 10.000 gedetineerden gebracht worden.” Met andere woorden: er zijn niet te weinig cellen, er zijn te veel gevangenen. Al in de jaren 1980 pleitte o.m. de Nederlandse Coornhert-liga voor deze benadering. Een samenleving moet duidelijk maken wat het maximum aandeel van de bevolking is dat zij desnoods, en als ultieme remedie, opgesloten wil zien.  Daems schrijft nog: “De minister heeft geen hoge pet op van de vrijheidsstraf. In het Justitieplan wordt verwezen naar de vrijheidsstraf als ‘de meest punitieve en sociaal ontregelende straf, die de beoogde herintegratie van de veroordeelde het meest bemoeilijkt.’

Dit elementaire inzicht in het karakter van de vrijheidsstraf is nog niet doorgedrongen tot de correctionele rechtbank van Gent, geloof ik. Als je de Standaard van 14 juli mag geloven, heeft een rechter daar een 23-jarige Nederlander, die in mei een valse bommelding pleegde, veroordeeld tot achttien maanden cel, waarvan de helft met uitstel. Nu was die dader al niet al te snugger. Hij deed de bommelding met zijn mobiele telefoon; een kind weet dat je dan onmiddellijk op te sporen bent. Bovendien, zei de rechter, “zijn er antisociale persoonlijkheidskenmerken en een gebrek aan probleeminzicht”.

Ja, dan helpen negen maanden in mensonterende omstandigheden in een stinkende cel. Dat zal de antisociale persoonlijkheidskenmerken van deze sukkel zeker ten goede komen. De minister heeft nog werk voor de boeg met zijn mentaliteitswijziging.

 

Slavoj Žižek en de fundamentalisten

Na de moordpartij bij Charlie Hebdo heeft ook de Sloveense filosoof Slavoj Žižek zijn licht laten schijnen op de verhouding tussen L’islam e la modernità. Het boekje (pamflet) kreeg als ondertitel Riflessioni blasfeme, maar dat godslasterlijke valt nogal mee.

Žižek  is zeker niet de enige die zich vandaag verzet tegen de opvatting dat het ‘moslimfundamentalisme’ gewoon een dogmatische lezing is van de voorschriften uit de koran. Immers, ook wat vandaag beschouwd wordt als een ‘dogmatische’ benadering, is de vrucht van culturele, politieke en sociale contingentie. Met ander woorden, de ‘dogmatische’ koraninterpretatie van vandaag is een uitdrukking van de hedendaagse tijdgeest.

Islamfundamentalisme moet volgens hem begrepen worden als een reactie op de processen van globalisering en de culturele, politieke en sociale transformaties die daardoor veroorzaakt zijn. Dan gaat het vooral om de mislukking van de ‘modernisering’ in de ex-kolonies, en het failliet van de liberale multiculturele samenlevingen in het Westen. In Afrika en de Arabische landen leidt dat tot een reactie tegen het Europese en VSAmerikaanse kapitalisme; in Europa tot een crisis van de sociale integratiemechanismen. Voor  Žižek is het ‘moslimfundamentalisme’ dan ook een wezenlijk onderdeel van de globaliseringsmechanismen die het dictaat van de markteconomie wereldwijd willen opleggen. (Denk Foucault: macht en verzet constitueren elkaar.) Als politiek project is het namelijk een poging om zelf vorm te geven aan die globalisering, zonder deze als principe in vraag te stellen. In die zin doen fundamentalistische bewegingen niet meer of niet minder dan een deel opeisen van de wereldwijde koek van natuurlijke en geproduceerde rijkdommen. Niet een tegenstander van het wereldwijde kapitalisme, maar een protagonist, in concurrentie met vele andere.

Dat kan ik allemaal volgen, maar dan gaat Žižek enigszins uit de bocht, lijkt mij. Voor hem zijn de verschillende vormen van moslimfundamentalisme enerzijds en het liberale multiculturalisme anderzijds twee kanten van dezelfde medaille van onderdrukking. Dat het multiculturele liberalisme een vorm van “wereldomvattende kapitalistische zelfkolonisatie” is, en de ideologie van de mensenrechten vooral een instrument voor de instandhouding van de kapitalistische status quo, is een van zijn stokpaardjes. Voor de gemakkelijkheid vergeet hij dan echter wel dat, hoe onvolkomen dat multiculturalisme en die mensenrechten ook zijn, zij tenminste het principe erkennen van kritisch denken over de productie en de verdeling van die globale rijkdom. Sterker nog: als het moslimfundamentalisme een uiting is van de strijd om de wereldwijde koek, dan is het juist in liberale samenlevingen dat de mogelijkheid bestaat om een kritisch vertoog en maatschappelijke alternatieven te ontwikkelen die ingaan tegen onderdrukking en de private toe-eigening van rijkdom. In die zin laat de “repressieve tolerantie van het multiculturele liberalisme” (Žižek) tenminste nog de mogelijkheid open om te denken over alternatieven, vrijheid en culturele – zelfs religieuze – diversiteit.

Voetbal!

Nu voetbal weer eens volop in de aandacht staat in de media (de opvolging van Sepp Blatter, de wijze waarop Qatar een of ander wereldkampioenschap binnenhaalde, betwist management in de Belgische voetbalbond, …) is het misschien goed tegenover al dit negatiefs eens een positief alternatief te plaatsen. Bijvoorbeeld de twaalf regels om een zwart-en-rood voetbaltornooi te organiseren.

  1. Alle gewone regels van het voetbal gelden, behalve wanneer uitzonderingen overeengekomen worden.
  2. Alle regels die tijdens het tornooi gelden kunnen gewijzigd worden tijdens de dagelijkse algemene vergadering van de ploegafgevaardigden.
  3. Gedurende een wedstrijd heeft elke ploeg even veel spelers. Het aantal is afhankelijk van de grootte van het terrein (in zaal, of op het strand, of in een stadion …) of kan overeengekomen worden voor de wedstrijd in onderling overleg tussen de ploegen en de scheidsrechter.
  4. De ploegen zijn gemengd, maar alle spelers van een zelfde ploeg dragen een truitje of een ander kenmerk dat hen onderscheidt van de andere ploeg.
  5. Gedurende de wedstrijd kunnen onbeperkt spelers vervangen worden, maar spelers mogen niet van ploeg wisselen.
  6. De buitenspelregel kan opgeheven worden, afhankelijk van de grootte van het terrein, of na onderling overleg tussen de ploegen en de scheidsrechter vóór de wedstrijd.
  7. Elke vrijwillige overtreding wordt gestraft met een strafschop, gelijk waar op het terrein de overtreding plaatsvond.
  8. Gevaarlijk spel, spelbederf of verbale agressie wordt gestraft met onmiddellijke uitsluiting uit de wedstrijd, of zelfs uit het tornooi, indien de algemene vergadering dat besluit. Een tackle wordt beschouwd als gevaarlijk spel.
  9. Spelhervattingen kunnen gebeuren met de voeten of met de handen, afhankelijk van hoe voor de wedstrijd is afgesproken.
  10. De duur van de wedstrijden wordt vastgesteld aan het begin van het tornooi (2x45 minuten, of 2x20, of 3x12, mogelijkheden zat). Twee ploegen kunnen ook voorafgaand aan hun wedstrijd, in overleg met de scheidsrechter, hierop een uitzondering maken.
  11. De scheidsrechter wordt gezamenlijk door de twee ploegen gekozen. Hij/zij is de enige die tijdens de match de regels kan doen toepassen. Alleen op verzoek van de twee ploegen kan de arbiter tijdens de match vervangen worden. De scheidsrechter heeft geen macht; zijn/haar functie is te bemiddelen tussen de ploegen om de vrijwillig overeengekomen spelregels te handhaven.
  12. Die ploegt ‘wint’, die het meeste doelpunten of het mooiste doelpunt heeft gescoord. Die keuze moet voor het begin van de wedstrijd gemaakt worden. Maar uiteindelijk is er geen ‘winnaar’ of ‘verliezer’, en dus ook geen eindklassement.

Deze regels zijn geïnspireerd op Les douze règles pour organiser un tournoi international de foot noir et rouge, gepubliceerd in Le monde libertaire.

 

Trafficking as a criminal enterprise

“One should make a distinction between trafficking and exploitation. But of course, you do not traffic human beings if you do not intend to exploit them. And then, prosecution of exploitation is rare. You have to provide proofs; the conditions to be acknowledged as a victim of human trafficking are quite strict, and require the victim’s collaboration. But even when a dossier is really well elaborated, with proofs of human trafficking and exploitation, it is extremely difficult in Belgium to have someone condemned. It happens, but the cases are rare. And even then, prison sentences are very low. So yes, making penalties harsher might have a dissuasive effect. But I think you have to hit where it hurts, and that is in their wallet. For many of these traffickers, prison is not a threat; what they fear is the confiscation of their wealth. I have for instance reported on a filière of Turkish people who were exploited in a network of Turkish bakeries. They were in an illegal situation, they had no documents, they were lodged inside the bakeries, they slept on the floor, and they were here since three years. At a certain moment the manager of the bakeries was arrested, and it appeared he worked for an organisation in Turkey. So when he was arrested, his main concerns were: shall my buildings, my cars, my accounts be confiscated? That was what bothered him, but spending some time in prison? No.

It would help if it would be possible to confiscate possessions in the countries of origin. For instance, there is a convention between Belgium and Romania that would allow that, but one doesn’t recall to it, and – I have been there – in Romania the people who traffic and exploit these young Romanian beggars and burglars, they live in villas of one or two million euro, they drive a Porsche or Ferrari, so if you could touch them there, I think that might help.

In the confection system, the same. I have been present at police raids on illegal confection ateliers in Brussels. It was hallucinating. The police had the keys to the atelier; they said ‘Well, we come over here every two months’. We got into the atelier, and there were about thirty workers, Syrians, Iraqi, Jordanian, … They were all in Belgium without permit. There were sewing machines, and there were clothes that were finished. The police took the clothes, and they were all carrying logos of brands and shops in the Rue Neuve in Brussels. These shops and brands do not order their confection to the illegal ateliers, but for instance in the sales periods, they might realise that they are missing a thousand jeans or a thousand t-shirts. So they go see a manager whom they know is able to provide them with thousand jeans at a low price and in a very short period of time. That manager is absolutely regular: registered at the Chamber of Commerce, with a vat-number, etc. The manager will make them a price, one at the level of Vietnam or Laos. The people of the large chains and brands know of course how comes this man is able to offer a price of 80% below the market price. But as long as they themselves do not get involved in the production itself, they will not be prosecuted. ‘Was he using clandestine workers in an illegal atelier? How could I know that?’ So the only person who can be prosecuted is the fraudulent manager. Now that manager will go bankrupt. I don’t know how the situation is now, but when I was investigating on this, there were 4000 bankruptcies a year in Brussels and one magistrate to investigate them. At the raid, police told me ‘We don’t need to register the numbers of the sewing machines; we have already seen them so many times’. So the clandestine workers are expelled, the manager will go bankrupt and one won’t be able to recuperate values, the authorities are going to publicly sell the sewing machines, the organisation will buy them again via another straw man, and the police tell me: ‘In two months we will come back here, we will open the door with the key, and we will find the same sewing machines, etc.’. As long as we cannot prosecute the bidders, the ones who order goods at prices of which they know it is impossible to produce legally, as long as you cannot touch them in their wallet, there will come no end to labour exploitation.

But as long there is a demand on the market for these cheap products that are made in exploitation, there will be an offer. So it’s not just a matter of the offer, there’s also the demand side.

Yes, that’s true. As long as there is a demand for arms or for drugs, there will be an offer of arms or drugs. That’s a social question and one of education. But my concern is that there are unsufficient means to tackle the exploitation at the side of the offer. It is only when we will be able to touch the organisers in the home countries in their wallet, to be able to confiscate their houses or their Ferrari, that we will be able to hurt them.”

This is an excerpt of an interview I conducted in French with Frédéric Loore, a journalist at the Brussels desk of Paris Match. For years he has been investigating and reporting trafficking of human beings with the intent of labour exploitation. The translation was made as a contribution to the European research project TRACE – Trafficking as a criminal enterprise. I further collaborated on a criminological work package in that project, containing macro and micro analyses of human trafficking.

Frédéric Loore has also published Marque ou crève, about the trade in young African football players.

Stopper l'immigration

Le secrétaire d’état à l’Asile et à la Migration, Theo Francken, doutait de la ‘valeur ajoutée’ de l’immigration marocaine, congolaise ou algérienne, écrivit-il sur facebook. Un peu mou, quand-même. Qu’il prenne exemple à Victor Orban, le premier ministre hongrois. Selon celui-ci, toute immigration en Europe devrait cesser.

« Nous ne devrions pas faire comme si l'immigration économique avait une quelconque utilité, parce qu'elle ne fait qu'importer des troubles et des menaces contre les peuples européens. Par conséquent, l'immigration doit être stoppée.» C’est ce qu’il a déclaré à la télévision hongroise après son retour de la ‘manifestation républicaine’ à Paris.  « La Hongrie ne deviendra pas une destination visée par les immigrants. Nous ne le permettrons pas, du moins tant que je serai premier ministre et que ce gouvernement sera au pouvoir. Nous ne voulons pas voir une minorité significative aux caractères et au passé culturels différents. Nous voulons que la Hongrie reste la Hongrie », a poursuivi Orban. Au moins les Rom hongrois savent déjà depuis longtemps ce que cela signifie.

Hé Francken, va un peu voir ton collègue à Budapest. Qu’est-ce que tu comptes faire pour que la Flandre reste la Flandre ? N’est-il pas grand temps de fermer à clé l’Europe en général et la Flandre en particulier ? Tu pourrais prendre comme premier objectif les bons résultats hongrois : selon l’OECD, en 2011 les migrants internationaux ne représentaient que 2% de la population hongroise.

 

Kan het misschien wat rustiger?

Je suis Charlie, OK, geen probleem, zie hieronder.

Maar er zijn toch grenzen, lijkt mij. En als die te vaak en/of te ver overschreden worden, verliest die Je suis Charlie ook aan waarde en betekenis.

Neem nu de foto in de kranten vandaag van de manifestatie in Parijs van afgelopen zaterdag. Wie lopen daar op de eerste rij? De massamoordenaar Netanyahu, die er alles aan gelegen is dat de Palestijnen de mond gesnoerd wordt in internationale organisaties. Of de Italiaanse premier Matteo Renzi, die als overtuigde neo-liberale sociaaldemocraat de perssteun aan coöperaties zodanig wil afbouwen dat de laatste resterende linkse krant in Italië, il manifesto, dreigt te verdwijnen. Samen op de bres voor de vrijheid van meningsuiting. Met zo’n vrienden heb je geen vijanden meer nodig, wordt er dan gezegd.

Of neem een anderszins verstandige organisatie als Sauvons l’Europe. In een soort hysterie roepen zij nu op om aan Charlie Hebdo een bijzondere Sakharov-prijs voor de vrijheid van meningsuiting toe te kennen. Le Prix Sakharov pour la liberté d’expression est décerné au nom de l’Europe pour honorer les défenseurs de la liberté de pensée. Nous proposons qu’un Prix Sakharov exceptionnel soit attribué à Charlie Hebdo par le Parlement européen. Sakharov èn Wolinksi zouden zich omdraaien in hun graf.

Vrije vertaling : het is goed ook achter je te kijken, met zoveel nieuwe verdedigers van satire en vrijheid.

 

Charlie

De moordaanslag op Charlie Hebdo komt hard aan. Niet alleen vanwege de politieke reikwijdte, maar ook omdat verschillende van de gedode tekenaars al meer dan veertig jaar in mijn culturele bagage zitten.

Zodra ik naar de universiteit ging, ging ik op zoek naar alles wat de waarden die ik thuis en op school had meegekregen kon ondergraven. En meer nog dan Amsterdam of Londen, was Parijs toen voor mij de plek waar spannende dingen gebeurden. Zo leerde ik in het begin van de jaren zeventig Hara Kiri kennen, journal bête et méchant zoals het zich noemde. Ik ontdekte tekenaars als Wolinski, Cavanna (die ook verhalen schreef), Cabu (de zachtste en meest pacifistische van allemaal), Willem (de Nederlander die, hoewel hij al veertig jaar in Parijs woont, vandaag nog steeds spelfouten cultiveert in zijn tekeningen), Reiser en vele anderen.

 

De humor van Hara Kiri was inderdaad vaak lelijk, grof en provocerend, maar dat hoorde bij de tijdgeest, en het was daarom niet minder grappig. Ik herinner mij een nepadvertentie voor formicatafels: een onaantrekkelijk stel dat zijn onderbroek optrekt, in een armtierige keuken met een formicatafel, en daarbij de tekst: ‘Un coup d’éponge, et c’est essuyé’. Een beetje van de sfeer van Hara Kiri is vandaag nog terug te vinden in het maandblad L’echo des savanes (tekeningen, satire, viezigheid, seks en een vleugje politiek).

Nadat Hara Kiri verboden was, heb ik jarenlang – tot aan het einde in 1986 – een abonnement gehad op Charlie mensuel. Dat was eigenlijk vooral een maandblad over en met stripverhalen, met opnieuw Willem, Cabu, Wolinski, Reiser, Cavanna, maar nu ook Siné en verder maandelijkse rubrieken over o.m. Arabische muziek en koken (uit Charlie mensuel heb ik ossenstaart leren klaarmaken).

Het weekblad Charlie Hebdo kocht ik de afgelopen jaren nog slechts onregelmatig. Wat opviel was dat er nu ook volop ruimte was voor ernstige politieke bijdragen (hoewel vaak kort, en soms met zo’n hoge graad van absurditeit, dat je je afvroeg of het satire was of dat het ging over absurd beleid). Charlie Hebdo maakte brandhout van alle godsdiensten (zeker niet alleen van de islam) èn van het Front national. (In die zin is het ook weer ironisch dat Marine Le Pen maar al te graag zaterdag 10 januari mee zou opstappen in de grote marche républicaine pour l’unité nationale waartoe president Hollande heeft opgeroepen. )

Dat Charlie Hebdo zich tegen fascisten, nationalisten en godsdienstwaanzinnigen keerde, betekent anderzijds nu ook weer niet dat het zich situeerde alla sinistra della sinistra, zoals il manifesto schreef. Le Grand Soir – Journal Militant d’Information Alternative ging er op 19 mei 2014 nog zo tegenaan: « Au fil des ans, Charlie Hebdo est devenu un journal pipi-caca-crotte (et proutt), une sorte de feuille de lycée écrite par des potaches pour provoquer le proviseur, pour horrifier les pucelles en dessinant des bites à foison et pour exciter les boutonneux en gribouillant des foufounettes. A mesure que le vide idéologique s’installait, concomitant d’un glissement vers la droite (les deux vont toujours de pair), on s’était éloigné de cet hebdo. En souriant avec indulgence car, nous aussi, plus jeunes, on aimait provoquer les vieux et les bourgeois. »

Maar journal pipi-caca-crotte of niet, moi aussi, je suis Charlie.

 

Syndicate content