diversiteit

Herculine Barbin 1

 

Ik kwam op het spoor van Herculine Barbin door een tekst in Krisis – tijdschrift voor filosofie uit 1994 (nr. 57). Hoewel, achteraf bleek dat ik Herculine Barbin – Mijn herinneringen, van een nawoord en een dossier voorzien door Michel Foucault en aangevuld met ‘Een schandaal in het klooster’ van Oscar Panizza al in 1990 had gekocht. Gewoon in de kast gezet en vergeten.

Ik kwam dus weer op het spoor van Herculine Barbin door een artikel van de Amerikaanse filosofe LaDelle McWorther, ‘Foucaults Herculine Barbin, de strategie van de verdubbelde deviantie’. Daarin betoogt McWorther dat het dossier van Foucault ‘impliciet een strategie biedt voor seksueel verzet’. Ik zocht de tekst niet omwille van die notie van ‘seksueel verzet’, maar voor de strategieën van verzet tout court.

‘Mijn herinneringen’ is het persoonlijke levensverhaal van Barbin, die in 1838 geboren wordt in een Frans provinciestadje, en van haar ouders de meisjesnaam Alexina krijgt. Zij groeit op als meisje, gaat naar een meisjesinternaat bij de nonnen, en kan na een opleiding als bijna twintigjarige aan de slag als onderwijzeres in een ander meisjesinternaat. Hoewel zij zelf schrijft dat zij een gelukkige jeugd had, merkte Barbin dat zij dons op haar wangen kreeg, dat zij zwaar behaarde benen had en geen borsten ontwikkelde, dat zij ook niet ongesteld werd. Barbin verbergt deze fysieke kenmerken voor haar (mede)leerlingen, maar tegelijk begint zij ook een hartstochtelijke fysieke en langdurige relatie met een van hen. Wanneer dit niet meer te verbergen is, en een schandaal dreigt, moet zij enkele medische onderzoeken ondergaan, waarvan de conclusie algemeen is: zij/hij is hermafrodiet. Barbin heeft zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen, die echter geen van beide volgroeid zijn. Toch besluiten de medici dat zij eigenlijk een man is. In een poging haar (verboden) liefdesrelatie verder te kunnen zetten, laat Barbin zich bij de burgerlijke stand van geslacht veranderen. Maar het schandaal in het stadje is te groot geworden en Barbin moet de wijk nemen naar Parijs. Daar schrijft hij zijn herinneringen, en hij sterft enkele jaren later van ontbering in uiterst armoedige omstandigheden.

Foucault heeft het dossier rond Herculine Barbin gepubliceerd in 1978, in het verlengde van zijn eerste deel van de geschiedenis van de seksualiteit, La volonté de savoir. Voor Foucault was Herculine-Adélaide Barbin, die overigens in verschillende documenten ook Alexina Barbin of Abel Barbin of Camille heet, een voorbeeld van de slachtoffers die de nood aan een seksuele identiteit maakt. Barbin, die een mengsel van twee geslachten in één lichaam had, moest per se óf man zijn, óf vrouw: ‘hermafrodieten zijn altijd pseudo-hermafrodieten’, is de stelling die dan prevaleert. Wat Barbin vlak vóór zijn dood oproept in zijn herinneringen, is volgens Foucault “het onbewuste geluk van de niet-identiteit, die paradoxaal genoeg beschermd werd door die kleine, warme, besloten gemeenschap waarin men het tegelijk opgelegde en verboden geluk smaakte slechts één geslacht te kennen.”

Mij ging het bij het opzoeken van Herculine Barbin dus niet om Foucault’s suggestie van het lichaam als ‘aangrijpingspunt voor verzet tegen netwerken van seksuele macht’, zoals McWorther het verwoordt, maar om haar gevolgtrekking over de strategie van de verdubbelde deviantie in het algemeen. (Daarover meer in twee teksten die binnenkort verschijnen in het Engels en het Nederlands over de mogelijkheid van verzet tegen Europees migratiebeleid.)

Toch is er deze week plots nieuws dat het dossier Herculine Barbin weer actueel maakt. Vanaf 1 november namelijk is het in Duitsland niet meer vereist om bij de aangifte bij de burgerlijke stand het vakje ‘M’ of ‘F’ aan te kruisen. Männlich, weiblich, unbestimmt kopt de Süddeutsche Zeitung: de wetgever respecteert dat er interseksuele mensen bestaan, mensen dus met niet eenduidige lichamelijke geslachtskenmerken. Wanneer het geslacht niet aangemerkt is bij de geboorteaangifte, kunnen mensen later nog kiezen welk geslacht zij erkend willen zien, of zij kunnen er de voorkeur aan geven nooit een geslacht in te vullen. De Süddeutsche Zeitung stelt vast: „Es ist nun rechtlich anerkannt, dass Menschen nicht nur männlich oder weiblich sein können.“

Voor wie Foucault serieus neemt, is de vraag nu wat de gevolgen zijn van de ontwikkeling in Duitsland voor het denken over seksuele vertogen en hun functie bij de disciplinering en normalisering van lichamen en lusten. In ieder geval gaat het hier eerder om de vaststelling van niet-identiteit dan om de erkenning van wisselende of meervoudige (seksuele) identiteit. En ook, het gaat om het fysieke geslacht, niet om gender, het geslacht dat men beleeft.

 

 

Vanuit veel werelden

Zonet heb ik de inleiding en het nawoord van Vanuit veel werelden. Migrantenculturen in Nederland. in het archief geplaatst. Dat boekje maakte ik in 1984, samen met fotograaf Robert de Hartogh.

Ik vind het vertederend om te zien hoe dertig jaar geleden in Nederland de theorievorming rond de multiculturele samenleving langzaam tot stand kwam. Het was de periode waarin men schuchter begon te beseffen dat ‘andere culturen’ meer inhield dan wat de Hollander kon beleven op podia en in eethuizen. De gastarbeiders waren een deel geworden van de Nederlandse samenleving, en dus ook hun cultuur van elke dag: taal, relaties, opvoeding, geloof, familieverhoudingen, arbeidsmoraal, politiek (al dan niet in hun land van herkomst), …

Het was bijna zendelingswerk, toen, om te blijven benadrukken dat de gastarbeiders en hun nakomelingen geen exotica waren, maar dat Nederland multi-cultureel was geworden. In dat kader pasten ook de negen brochures die Robert en ik in de zelfde periode maakten voor de cursus Cross Culturele Dienstverlening van het Nederlands Centrum Buitenlanders.

In 1987 eindigde ik het laatste cursusonderdeel met dit fragment: “Het antwoord voor een (linkse) antiracismebeweging zou misschien kunnen liggen in het opzij leggen van klasseringen op basis van ras, in het zoeken naar een politiek waarin het begrip ‘etnische groep’ of ‘culturele minderheid’ geen rol meer speelt – met andere woorden: misschien kan een antiracismebeweging zich eens concentreren op de vraag: waar zijn we vóór, als we tegen racisme zijn?” In die zin zijn wij waarschijnlijk wel wat opgeschoten in die dertig jaar.

Syndicate content