geschiedenis

1984

Technology and control – the future revisited.

A Note on Production

… there were 21 papers presented at the conference. [-] I typed all the edited papers onto a main frame computer (a VAX 780) with the intention of transferring the files on-line to a computer at Oxford capable of laser typesetting (Lasercomp). However, time ran out, and an alternative plan had to be activated. The main frame computer did not have a word processing facility, so the files were transferred to floppy disc and word processed on a micro-computer (a Gemini Galaxy 1); each floppy has an amazing 800K capacity. Finally, the files were printed out on a daisy wheel printer, pasted down on lay-out sheets and presented to the printer photo-ready.

I would like to thank a number of people for their help in this process. Mike Tomlinson had the hassle of dealing with the printer and the binder, and of organising the manual collation of the printed sheets. Had we been able to use Lasercomp he would have had the main hassle there also. [-] And Alistair Gilmore in the Faculty of Social and health Science at the University of Ulster at Jordanstown was more than pleased to drop everything else in order to introduce me to the mysteries of transferring files from the main frame to the micro computer.

A final point: it is perhaps a minor example, but the very process whereby these Working Papers have been produced shows that new technology is not totally oppressive. The papers that follow consider some of the many ways in which it is oppressive, but they also contain the hopeful message that “we” can master the machinery in some ways ourselves, that we do not have to leave it all in “their” hands.”

From: Bill Rolston, ‘Introduction’, in The State of Information in 1984 – Conflict, Social Control and New Technology. Working Papers in European Criminology N° 6, European Group for the Study of Deviance and Social Control, Cardiff, September 1984                               

11 september 1973

Dit is wat mij betreft een van de ontroerendste foto’s uit de wereldgeschiedenis.

11 september 1973. Straaljagers van de Chileense luchtmacht bombarderen in de hoofdstad Santiago het presidentieel paleis La Moneda, terwijl vanop straat tanks het gebouw onder vuur nemen. Op een enkele militair na zijn president Allende en de mannen gewoon in het pak; het is duidelijk dat toen zij die ochtend naar kantoor gingen, zij niet verwachtten dat zij zich die dag met de wapens zouden moeten verdedigen.  De president, die zich altijd verzet heeft tegen het gebruik van geweld, heeft nu losjes een legerhelm op het hoofd en houdt een AK-47 onder de arm. Allende en zijn staf worden gesommeerd zich over te geven. Wanneer de aanvallers de trappen in het paleis al opstormen, blijft hij even achter in een zaal en schiet zich door het hoofd. Zo eindigt voortijdig een socialistisch experiment waar de hele wereld met spanning naar keek, en begint een zeventien jaar lange gruwelijke dictatuur met concentratiekampen, boekverbrandingen en systematische martelingen, verdwijningen en moorden.

Chili was al een jaar of tachtig een democratie waar het leger niet al te openlijk optrad in staatszaken. Het land werd bestuurd door christen-democratische partijen en organisaties, die de belangen verdedigden van de bourgeoisie, de grootgrondbezitters en grote bedrijven uit de Verenigde Staten die onder meer de mijnbouw controleerden. Maar dan komt in 1969 het volksfront Unidad Popular tot stand, een coalitie van onder meer socialisten, communisten en sociaal-democraten.  In september 1970 wordt de kandidaat van deze coalitie, Salvador Allende Gossens, tot president gekozen, maar nog voor hij in functie kan treden, op 4 november 1970, wordt er al een aanslag op hem gepleegd. Generaal René Schneider, die verklaard had dat het leger zich buiten het politieke proces zou houden, wordt nog voor het aantreden van de nieuwe president vermoord. De aanslagen en moorden zijn het werk van extreemrechtse milities, opgeleid, getraind en gecoördineerd door de CIA. (Die betrokkenheid van de Verenigde Staten bij aanslagen en staatsgrepen in geheel Midden- en Zuid-Amerika is sindsdien uitgebreid gedocumenteerd, o.m. in het werk van de Colombiaanse journalist Hernando Calvo Ospina.)

Wat was er dan eigenlijk zo verontrustend aan de verkiezing van Allende tot president? Het programma van de Unidad Popular was gericht op meer sociale rechtvaardigheid, met meer inspraak van de bevolking en meer controle over de productiemiddelen: nationalisatie van een aantal strategische economische sectoren, maar met behoud van privé-eigendom op kleine schaal en de introductie van gemengd publiek-private bedrijven; inspraak van de werkers in de bedrijven en de openbare sector; verhoging van de koopkracht van de bevolking door loonsverhogingen en overheidsinvesteringen; een landbouwhervorming met verdeling van de grond en versterking van de positie van de kleine boeren en pachters. Een belangrijke factor in deze hervormingsplannen was de samenwerking tussen de partijen van het volksfront, de vakbeweging, en een groeiend aantal basisorganisaties en -comités.

Dat programma was dan misschien wel revolutionair in de ogen van de bezittende klasse, de conservatieven en de VS, de uitwerking ervan was allesbehalve radicaal. Voor Allende moest de overgang vreedzaam en binnen de kaders van de wet plaatsvinden. De nationalisaties bijvoorbeeld gebeurden per bedrijf, via bestaande wettelijke constructies of door de aankoop door de overheid van aandelen. Alleen de nationalisering van de strategisch belangrijke kopersector gebeurde via een wet. Eind 1972 had de overheid de controle verworven over de energiesector, textiel en openbare werken, en de banken (alles samen zo’n 35% van de Chileense economie).

De christen-democraten hebben van in het begin het verzet georganiseerd tegen deze maatregelen, daarbij (financieel) geholpen door de Verenigde Staten (president Nixon), het Vaticaan (paus Paulus VI) en de gehele West-Europese christen-democratie en haar massamedia. Waar mogelijk saboteerde ze hervormingen in het parlement. Intussen trainde en organiseerde de CIA paramilitaire groepen die aanslagen, moorden en ontvoeringen pleegden. Ondernemers en vervoersbedrijven, gefinancierd door de Verenigde Staten en vanuit West-Europa, legden de distributie van levensmiddelen en andere goederen plat, winkels werden niet langer bevoorraad. Het werd een uitputtingsslag, waarbij de Verenigde Staten, multinationale bedrijven en de (internationale) christen-democratie alles in het werk stelden om de Chileense economie volledig onderuit te halen en onrust bij de bevolking aan te creëren.

Maar ook aan de andere zijde van het politieke spectrum was er onvrede, met name bij de MIR (Movimiento de Izquierda Revolucionaria - Beweging van Revolutionair Links). Die had namelijk gehoopt op een socialisering van zeker 80% van de economie en op een meer radicale en snelle sociale herverdeling. Met name de mijnwerkers en de boeren – die op grote schaal te lijden hadden onder geweld vanwege de mijnbedrijven en de grootgrondbezitters – begonnen hun geduld te verliezen.

Zo zaten Allende en zijn regering begin 1973 tussen twee vuren, en de president werd verplicht een aantal generaals op te nemen in zijn regering. Op 23 augustus 1973 moest hij generaal Carlos Prats ontslaan en Augusto Pinochet benoemen tot nieuwe stafchef van het leger. Prats wordt een jaar later in Buenos Aires, Argentinië, vermoord door de Chileense geheime dienst DINA – het begin van ‘Operatie Condor’, waarbij de geheime diensten van de Verenigde Staten en de militaire dictaturen in Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Paraguay en Uruguay in het midden van de jaren 1970 over de gehele wereld, tot in Washington en West-Europa toe, politieke tegenstanders vermoorden.

Het lot van de bevolking in Chili was niet minder tragisch. Duizenden arbeiders, boeren, studenten en vermeende tegenstanders werden meteen opgepakt door het leger en opgesloten in het voet­balstadion van Santiago. Onder hen bevond zich ook de zanger Victor Jara. De over­levering zegt dat, toen soldaten hem herkenden, zij eerst midden in het stadion zijn handen afhakten (of verbrijzelden) opdat hij nooit meer gitaar zou spelen, en hem ver­volgens met een mitrailleur dood­schoten. In de volgende jaren gingen het leger en de geheime diensten onverdroten door met het uitroeien van wie zij beschouwden als links of subversief: vakbondsmensen, politici, studenten, intellectuelen, kunstenaars, … Ook de grootgrondbezitters zagen hun kans schoon om komaf te maken met de pachters en landarbeiders die zich tegen het systeem van lijfeigenschap hadden verzet. De schuchtere sociale hervormingen werden teruggedraaid en Chili werd een paradijs dat voortaan bestuurd werd volgens de economische en politieke principes van Milton Friedman en de Chicago School.

Pas in maart 1998 trad Augusto Pinochet af als stafchef van het Chileense leger. Vandaag vind je op internet volop verklaringen van mensen die weliswaar toegeven dat er onder de dictatuur mensenrechtenschendingen plaatsvonden, maar die anderzijds stellen dat het leger geen andere keuze had dan in te grijpen, vanwege de economische situatie en de sociale onrust in het land. Dat die instabiele politieke en sociaaleconomische situatie speciaal gecreëerd werd door diegenen die de staatsgreep wilden, blijft dan even buiten beschouwing. Als je kijkt naar de verhalen die je vandaag in de westerse media krijgt over Venezuela, is dat blijkbaar nog steeds een beproefd recept.

 

De Nederlandse fotograaf Koen Wessing was op 11 september 1973 in Santiago de Chili. Hij heeft daar indrukwekkende foto’s gemaakt: https://vimeo.com/20405997.

 

Syndicate content