De stad Leuven zou de mogelijkheid willen hebben om zich te ontwikkelen tot een stedelijke regio. Het is een ambitie die in meer steden leeft. De functies die een beetje stad tegenwoordig vervult reiken immers veel verder dan de eigen gemeentegrenzen, en omgekeerd is het gemeentelijke territorium vaak onvoldoende om alle stedelijke functies een plek te geven.
Het idee is niet nieuw natuurlijk. In 2010 kreeg het Steunpunt Buitenlands Beleid de opdracht voor een verkennende studie rond ‘Vlaams-Nederlandse strategische economische samenwerking op middellange termijn’. Dat leidde een jaar later tot het korte rapport (138 p.) De Lage Landen 2020-2040. Daarin gingen wij voor de analyses uit van Nederland en Vlaanderen als één stedelijke regio.
In die tijd was het concept smart city ineens nogal populair geworden in beleidsstukken en de media. Maar er was in de afgelopen periode ook wetenschappelijke literatuur ontwikkeld, waardoor de term operationaliseerbaar werd voor onderzoek. Wij namen toen de definitie over die stelde dat een stad ‘slim’ is, “wanneer investeringen in menselijk en maatschappelijk kapitaal (die termen zou ik nu niet meer willen gebruiken), en traditionele (transport) en moderne (ICT)communicatie-infrastructuur zorgen voor duurzame economische groei en een hoge levenskwaliteit, met een wijs beheer van natuurlijke bronnen, door middel van participatief bestuur”. De ‘slimheid’ van steden werd dan getoetst in zes categorieën (economie, mensen, mobiliteit, leefomgeving, leven en bestuur), die beschreven werden aan de hand van 31 factoren met in totaal zo’n 74 indicatoren. Om bijvoorbeeld te kijken of een stad slim is op het gebied van mobiliteit, meet je onder meer de lokale, nationale en internationale bereikbaarheid aan de hand van een aantal indicatoren. Wil je meten hoe smart het leven is in een stad, dan kijk je onder meer naar de culturele faciliteiten, de kwaliteit van de huisvesting, het onderwijsaanbod, de sociale cohesie, enzovoort.
Wij kozen ervoor Nederland en Vlaanderen (de opdrachtgevers) te behandelen als één stedelijke regio, overwegend op economische en sociologische gronden. Ik parafraseer hier het rapport.
Ten eerste groeit het aantal mensen dat in steden woont voortdurend. Wanneer in 2010 55% van de wereldbevolking in steden woonde, gaat men er van uit dat dit tegen 2050 wel eens zeventig procent zou kunnen zijn. Voor Europa en Noord-Amerika voorzag men toen een stijging van tachtig naar 88 % van de bevolking die in steden woont. Bovendien hadden Nederland en Vlaanderen (en dat is nog steeds zo) te maken met processen van peri-urbanisatie: de fysieke uitbreiding van steden, de stadsranden die zich steeds verder uitstrekken in het omringende land. Zo sluiten grote peri-urbane gebieden steden en dorpen in tot ze tezamen één grote stedelijke agglomeratie vormen. Als je dan een beetje vanop afstand (zeg maar vanaf grote hoogte) naar België en Nederland kijkt, kan je de Lage Landen, inclusief hun platteland, beschouwen als één groot verstedelijkt gebied.
Ten tweede beperkt de notie stedelijkheid zich niet langer tot de binnenstad. Hoewel er vandaag in een stad als Antwerpen toch wel degelijk een cultureel en politiek onderscheid blijkt te bestaan tussen de binnenstad en de randgemeenten, zijn op een aantal andere terreinen die grenzen vervaagd. Het mobiliteitsprobleem waar grote steden mee te maken hebben wordt voor een belangrijk gedeelte veroorzaakt door het feit dat enerzijds ouders en schoolkinderen en anderzijds arbeidskrachten, klanten en toeleveranciers van bedrijven zich niet gelegen laten liggen aan gemeentegrenzen. Het dagelijks leven van bedrijven en huishoudens speelt zich af op het niveau van de regio, daarbij inbegrepen het nabije platteland.
Ten derde is het concept stedelijkheid niet beperkt tot een geografische omschrijving; het staat van oudsher ook voor een culturele benadering, een mentaliteit die weet om te gaan met complexiteit en diversiteit. In die zin kan je in hedendaagse steden zeker ook anti-stedelijke tendensen waarnemen. Anderzijds is door de toegenomen mobiliteit de grens tussen stad (cultureel open) en platteland (mentaal gesloten) vervaagd. Ook buiten de stad komen uitingen van ‘stedelijke mentaliteit’ voor en het samenleven met ‘de vreemde’ is niet langer beperkt tot de stad.
Het is verwarrend. Nu ik overwegend op het échte platteland woon (en ver verwijderd van een grote stad), merk ik dat wat ik vroeger beschouwde als een onderdeel van mijn universitaire grootstedelijkheid, hier ook terug te vinden is. Om maar iets te zeggen: de dochter van de plaatselijke elektricien zit op Erasmus in Spanje. Anderzijds merk je wel een diep cultureel onderscheid tussen de autochtone bevolking en de ‘inwijkelingen’ uit de stad – ook al maken die intussen al jaren deel uit van de lokale bevolking. Het wantrouwen ten opzichte van ‘nieuwkomers’ is soms amper verhuld; er gaan jaren overheen voor je ook begroet wordt met een bise – iets wat de autochtonen onder elkaar altijd en overal lijken te doen. Maar goed, ik zit hier dan ook niet echt meer in wat in het rapport ‘de lage landen’ werd genoemd.
Tot mijn verbazing is het integrale rapport De Lage Landen 2020-2040 - Vlaams-Nederlandse strategische economische samenwerking op middellange termijn te consulteren op https://issuu.com/infobesitas/docs/rapport_lage_landen_2020-2040/77.