media

rechtsstaat

Gisteren mocht Inge Ghijs het redactionele commentaarstukje schrijven in De Standaard: ‘Soms zwijgt een minister beter’. De minister in kwestie is Jan Jambon (Binnenlandse Zaken). Die had gezegd wat, volgens Ghijs, “ongetwijfeld het grootste deel van de bevolking ook dacht: (…) en dat een procedurefout nooit tot een vrijlating mag leiden.”

De aanleiding was deze keer het pleidooi van Sven Mary in de zaak tegen Salah Abdeslam, die vervolgd wordt in het kader van een schietpartij met de politie. Volgens Ghijs had Jambon beter zijn mond gehouden omdat “ministers, leden van de uitvoerende macht, zich beter niet uitlaten over de derde, rechterlijke macht.” Dat klopt; dat is het rechtsstatelijke argument. In dSWeekblad van het weekend, dus vlak voor Ghijs’ commentaar, krijgt de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, Jean de Codt (“de hoogste magistraat in een laag land”) bijna vijf pagina’s om uit te leggen dat de huidige Belgische regering en ‘de politiek’ de rechtsstaat in gevaar brengen. Dat heeft niet alleen te maken met de onderfinanciering van justitie, waardoor er bijvoorbeeld een tekort is aan magistraten, rechtbanken opgeheven worden of niet geïnvesteerd wordt in informatisering. Minstens even erg is de wijze waarop de uitvoerende macht actief ingrijpt in de organisatie en de werking van de rechterlijke macht. Een minister van Justitie die justitiehervormingen wil doorvoeren met wat hij zelf sarcastisch een potpourri noemt. Ministers die na een gerechtelijke uitspraak die indruist tegen hun idee van het gezonde volksaanvoelen zich smalend uitspreken over de wereldvreemdheid van rechters, of aangeven dat de uitspraak in beroep anders zal moeten zijn. Een regering die terrorismewetgeving doordrukt, die intenties strafbaar stelt. De inkomensgrens voor recht op juridische bijstand die onder de armoedegrens wordt gelegd, zodat vrijwel niemand meer er een beroep op kan doen – wie zo diep onder de armoedegrens leeft, procedeert niet meer. “Een minister (van Justitie) die zijn bevoegdheid overschrijdt, dat is toch geen rechtsstaat meer?”, zegt De Codt.

Voor Ghijs maakt dat allemaal niks uit. De reden waarom Jambon zich beter niet had uitgelaten over de derde, rechterlijke macht, heeft voor haar niets met de principes van de rechtsstaat te maken, maar wel met het effect in de media: “… zijn uitspraak gaf Mary opnieuw de kans zich te gedragen als een verongelijkte jongen die in de hoek wordt gedrongen. Telkens als een minister zich uitlaat over een concrete rechtszaak, reageren advocaten immers als door een wesp gestoken. Te pas en te onpas werpen ze zich op als de hoeders van de democratie, terwijl ze natuurlijk niet in de eerste plaats de democratie, maar wel het belang van hun cliënt, en dus van zichzelf, willen verdedigen.”

Je vraagt je af waarom Jambon in dat geval dan beter zijn mond gehouden had volgens Ghijs. Nu hij wel zijn commentaar geeft, is hij er immers in geslaagd advocaten te laten ontmaskeren als de verongelijkte jongens die zij zijn, hypocrieten die  zeggen de rechtsstaat te willen verdedigen, terwijl zij er in werkelijkheid alleen op uit zijn hun zakken te vullen. Als Jambon had gezwegen, had Ghijs dat allemaal niet kunnen onthullen.

Rechtsstaat of gezond volksaanvoelen? Voor Ghijs is de keuze snel gemaakt. Jammer dat zij niet even het interview met De Codt had gelezen in haar eigen krant – en die man is geen advocaat.

 

médor

ons wereldbeeld

Het blijft maar doorgaan, de – al dan niet gespeelde – verontwaardiging over hoe Google en Facebook ‘ons’ wereldbeeld bepalen. Op iets meer dan een week tijd vond ik in verschillende papieren media weer volop verontruste beschouwingen over hun sluikse invloed op de politiek, met de verkiezing van Donald Trump als triest hoogtepunt. Meestal zijn het geeks die dit soort stukjes schrijven, mannen die zich bezighouden met enthousiast of teleurgesteld te zijn over de nieuwste technologische snufjes, maar die amper lijken na te denken over de betekenis van waar zij mee bezig zijn. Welk plekje hebben zij in die hele techno-business? Welke rol spelen zij in het laten bepalen van ‘ons’ wereldbeeld door Google en Facebook? Soms lijken zij wat te mopperen, maar verder draven zij gewoon op als marionetten van ‘het internet’ en verwante technologiebedrijven, want ‘Google en Facebook maken nou eenmaal deel uit van ons leven’.

Daarom begon ik afgelopen zaterdag met belangstelling aan een bijdrage van een schrijfster die ik meestal wel weet te waarderen, Gaea Schoeters. Onder de kop ‘Het internet als Matrix – De machine zoekt u’ stelt zij : “Het internet, waar we uren tijd doorbrengen en het leeuwendeel van onze informatie halen, is een integraal door formules geschapen schijnwerkelijkheid.”

Nou en, denk ik dan; dat weet je, dus je gedraagt je er naar. Maar niet zo dus, tot mijn verbazing, Gaea Schoeters. Zij neemt blijkbaar ‘het internet’ prima facie serieus, want zij vervolgt: “Vervelend als Google, dat ons wereldbeeld én ons stemgedrag bepaalt, extreemrechtse nonsens voor waar verkoopt.” En over Facebook meldt zij dat “voor het businessmodel van de site (…) de waarheid van geen belang” is, dat het een speeltuin is voor ‘marketingjongens’, en dat de door Zuckerberg & co geschapen toekomst behoorlijk overhelt naar rechts. De teneur van haar stuk: “Mensen zijn plug-ins geworden die het systeem voeden met data” en “Google en Facebook hebben een gigantische impact op de democratie”, en die invloed is bovendien zeer rechts geïnspireerd. Schoeters concludeert: “Mijn research werd bepaald door mijn filterbubbel, en ik ken de algoritmes niet die mijn wereldbeeld bepalen. Ik kan alleen proberen beter te kijken. Ik raad u aan hetzelfde te doen.”

Wel, ik zou zeggen, als je beter wil kijken, begin met een ander instrument te gebruiken. Zelf vind ik het al bijzonder irritant dat voortdurend geschreven wordt dat Google en Facebook ‘ons’ wereldbeeld bepalen, en dat ‘wij’ overgeleverd zijn aan de grillen van Mark Zuckerberg en zijn algoritmes – alsof wij daar zelf niets in te zeggen hebben. Luister naar me: je kan zonder Google en Facebook leven! Echt waar!

Dat betekent niet dat je je moet terugtrekken uit alle virtuele werelden, maar er zijn instrumenten en programma’s beschikbaar die veel minder invasief en indoctrinerend zijn. Iedereen kan die terugvinden, installeren en gebruiken. Natuurlijk is Google maps soms een handig instrument, maar er is ook andere software die kaarten leest en als gps werkt. Die zal waarschijnlijk ook je gegevens opslaan en je volgen, maar tenminste zit je dan (voorlopig) bij een kleiner bedrijf, met minder impact.

Wat browser en zoekmachines betreft: er zijn prima alternatieven voor Google. Ik gebruik al jaren met veel voldoening Opera en Vivaldi als browsers. Die kan je op elk apparaat installeren, ook wanneer dat Android draait. Voeg daar een ad-blocker en een tracking-blocker zoals Ghostery aan toe, en je bent gevrijwaard van ongewenste tussenkomsten op je scherm. En voor de zoekmachines: er zijn verschillende instrumenten die je persoonlijke gegevens niet bewaren, je ip-adres niet volgen, en je geen advertenties opsolferen. Lang geleden gebruikte ik Startpage by Ixquick, maar dat werkt niet in Opera of Vivaldi. Nu ben ik al geruime tijd zeer tevreden met DuckDuckGo (al was het maar vanwege de naam), dat uitstekend functioneert in Opera en Vivaldi. Sinds kort is er ook de ‘ecologische’ zoekmachine Ecosia; niks mis mee. Wel is het zo dat een zoekopdracht op Google veel meer respons geeft; maar wie heeft er behoefte aan 23.500.000 resultaten als je ‘martini dry’ intikt? Bovendien zullen andere zoekmachines in de loop van de tijd ook meer resultaten gaan aanbieden, naargelang zij meer gebruikt worden.

Betekent dit dan dat Opera en Vivaldi en DuckDuckGo niet met algoritmes werken? Nee, natuurlijk niet, maar ik heb geen last van hinderlijke boodschappen overal tussendoor. Propageren zij ook een uiterst-rechts wereldbeeld? Dat is niet zo duidelijk, maar voorlopig lijken zij gevrijwaard van de manipulaties door grote marketingbedrijven, alt-right of de N-VA/VlaamsBelang. In die zin vind ik het ook jammer dat zelfs kritische auteurs blijkbaar zonder problemen ‘googelen’ wanneer zij wat opzoeken op internet. Ik weet het wel, sommige mensen schrijven met een bic, ook als het geen Bic is, maar dit soort ‘merkverwatering’ (antonomasie) versterkt natuurlijk alleen maar de ideologische hegemonie van het bedrijf.

En ook zonder Facebook kan je een volwaardig en zelfs zinvol leven leiden, lijkt mij. In 2008 of 2009 maakte ik een Facebookprofiel aan. Na een aantal maanden had ik zo’n 120 vrienden, allemaal mensen die ik in het echte leven kende. Maar toen bleek ook al dat ik van ruim honderd ervan de nieuwe berichten blokkeerde. Die bleken immers alleen te gaan over ‘ben gaan shoppen in Londen met oude schoolvriendinnen’ tot ‘brrr, wat koud, heb de kachel maar aangemaakt’. Hadden die mensen niks beters te doen dat dit soort flauwekul uitstoten? Het heeft uiteindelijk nog zo’n zes maanden geduurd voor Facebook mijn account eindelijk verwijderd had.

Als je dan toch zo nodig deel wil uitmaken van een virtuele community, is er bijvoorbeeld nog altijd Diaspora. Kleiner, selectiever en interessanter, maar vooral: decentraal. Ik weet het, Diaspora is niet altijd erg gebruiksvriendelijk, maar dat verandert natuurlijk naargelang meer mensen er gebruik van maken.

Ja maar, zeggen mensen me, al mijn vrienden zitten op Facebook, dus dat is waar ik hun nieuws vind.

a/ Is hun nieuws op Facebook dan zo interessant of relevant? Tonen zij meer dan zichzelf, de kinderen of de poes? En als je wel relevante informatie wil uit een virtuele gemeenschap, is dan niet juist een medium als Diaspora, dat speciaal daarvoor werd opgericht, uitermate geschikt (tot het natuurlijk ook overrompeld wordt door debiele selfies)?

b/ De reactie doet mij denken aan de mevrouw van het bakkerijtje in Jevigné, toen ik informeerde of zij meedeed aan de introductie van de nieuwe lokale munt in de streek. ‘Nee, nu niet; misschien later, als anderen ook meedoen.’

Kortom, hou op met te praten over ‘we’ en ‘ons’ wereldbeeld dat bepaald wordt door monopolies als Google en Facebook. Als dat zo zou zijn, is het omdat je het zelf toelaat. Er zijn alternatieven. Basisinformatie over hoe anders om te gaan met ‘het internet’, browsers, zoekmachines en virtuele gemeenschappen vind je alvast bij Internetvrijheid Toolbox of Electronic Frontier Foundation. Zie ook: https://www.vpnmentor.com/blog/survive-online-without-google/

Kan het misschien wat rustiger?

Je suis Charlie, OK, geen probleem, zie hieronder.

Maar er zijn toch grenzen, lijkt mij. En als die te vaak en/of te ver overschreden worden, verliest die Je suis Charlie ook aan waarde en betekenis.

Neem nu de foto in de kranten vandaag van de manifestatie in Parijs van afgelopen zaterdag. Wie lopen daar op de eerste rij? De massamoordenaar Netanyahu, die er alles aan gelegen is dat de Palestijnen de mond gesnoerd wordt in internationale organisaties. Of de Italiaanse premier Matteo Renzi, die als overtuigde neo-liberale sociaaldemocraat de perssteun aan coöperaties zodanig wil afbouwen dat de laatste resterende linkse krant in Italië, il manifesto, dreigt te verdwijnen. Samen op de bres voor de vrijheid van meningsuiting. Met zo’n vrienden heb je geen vijanden meer nodig, wordt er dan gezegd.

Of neem een anderszins verstandige organisatie als Sauvons l’Europe. In een soort hysterie roepen zij nu op om aan Charlie Hebdo een bijzondere Sakharov-prijs voor de vrijheid van meningsuiting toe te kennen. Le Prix Sakharov pour la liberté d’expression est décerné au nom de l’Europe pour honorer les défenseurs de la liberté de pensée. Nous proposons qu’un Prix Sakharov exceptionnel soit attribué à Charlie Hebdo par le Parlement européen. Sakharov èn Wolinksi zouden zich omdraaien in hun graf.

Vrije vertaling : het is goed ook achter je te kijken, met zoveel nieuwe verdedigers van satire en vrijheid.

 

Charlie

De moordaanslag op Charlie Hebdo komt hard aan. Niet alleen vanwege de politieke reikwijdte, maar ook omdat verschillende van de gedode tekenaars al meer dan veertig jaar in mijn culturele bagage zitten.

Zodra ik naar de universiteit ging, ging ik op zoek naar alles wat de waarden die ik thuis en op school had meegekregen kon ondergraven. En meer nog dan Amsterdam of Londen, was Parijs toen voor mij de plek waar spannende dingen gebeurden. Zo leerde ik in het begin van de jaren zeventig Hara Kiri kennen, journal bête et méchant zoals het zich noemde. Ik ontdekte tekenaars als Wolinski, Cavanna (die ook verhalen schreef), Cabu (de zachtste en meest pacifistische van allemaal), Willem (de Nederlander die, hoewel hij al veertig jaar in Parijs woont, vandaag nog steeds spelfouten cultiveert in zijn tekeningen), Reiser en vele anderen.

 

De humor van Hara Kiri was inderdaad vaak lelijk, grof en provocerend, maar dat hoorde bij de tijdgeest, en het was daarom niet minder grappig. Ik herinner mij een nepadvertentie voor formicatafels: een onaantrekkelijk stel dat zijn onderbroek optrekt, in een armtierige keuken met een formicatafel, en daarbij de tekst: ‘Un coup d’éponge, et c’est essuyé’. Een beetje van de sfeer van Hara Kiri is vandaag nog terug te vinden in het maandblad L’echo des savanes (tekeningen, satire, viezigheid, seks en een vleugje politiek).

Nadat Hara Kiri verboden was, heb ik jarenlang – tot aan het einde in 1986 – een abonnement gehad op Charlie mensuel. Dat was eigenlijk vooral een maandblad over en met stripverhalen, met opnieuw Willem, Cabu, Wolinski, Reiser, Cavanna, maar nu ook Siné en verder maandelijkse rubrieken over o.m. Arabische muziek en koken (uit Charlie mensuel heb ik ossenstaart leren klaarmaken).

Het weekblad Charlie Hebdo kocht ik de afgelopen jaren nog slechts onregelmatig. Wat opviel was dat er nu ook volop ruimte was voor ernstige politieke bijdragen (hoewel vaak kort, en soms met zo’n hoge graad van absurditeit, dat je je afvroeg of het satire was of dat het ging over absurd beleid). Charlie Hebdo maakte brandhout van alle godsdiensten (zeker niet alleen van de islam) èn van het Front national. (In die zin is het ook weer ironisch dat Marine Le Pen maar al te graag zaterdag 10 januari mee zou opstappen in de grote marche républicaine pour l’unité nationale waartoe president Hollande heeft opgeroepen. )

Dat Charlie Hebdo zich tegen fascisten, nationalisten en godsdienstwaanzinnigen keerde, betekent anderzijds nu ook weer niet dat het zich situeerde alla sinistra della sinistra, zoals il manifesto schreef. Le Grand Soir – Journal Militant d’Information Alternative ging er op 19 mei 2014 nog zo tegenaan: « Au fil des ans, Charlie Hebdo est devenu un journal pipi-caca-crotte (et proutt), une sorte de feuille de lycée écrite par des potaches pour provoquer le proviseur, pour horrifier les pucelles en dessinant des bites à foison et pour exciter les boutonneux en gribouillant des foufounettes. A mesure que le vide idéologique s’installait, concomitant d’un glissement vers la droite (les deux vont toujours de pair), on s’était éloigné de cet hebdo. En souriant avec indulgence car, nous aussi, plus jeunes, on aimait provoquer les vieux et les bourgeois. »

Maar journal pipi-caca-crotte of niet, moi aussi, je suis Charlie.

 

Syndicate content