samenleving

minimiser les effets

(...)

Médor fait le compte : « Dans un document confidentiel, le promoteur français Engie prévoit 32 tonnes d’anodes par fondation (éolienne, mât de mesure, poste électrique en mer). Soit plus de 2 000 tonnes pour une ferme de 64 moulins. Même précision en ce qui concerne leur dégradation : 75 tonnes d’aluminium seront rejetées chaque année dans la mer ! Auxquelles il faut ajouter 4 tonnes de zinc, un métal bien plus toxique encore. A l’échelle des parcs belges (500 éoliennes), cela représenterait plus de 600 tonnes de métaux noyés chaque année. »

Avancer et minimiser ensuite ces effets ? Médor se demande plutôt : « Des éoliennes qui polluent, une lubie d’activistes en mal d’activités ? » (Une question pertinente, qui ne perd pas de poids lorsqu’on considère les zonings dont les promoteurs éoliens et leur ministre Carlo Di Antonio parsèment le territoire wallon.)

Alors justement le Parlement des Choses vient d’ouvrir l’ambassade de la mer du Nord. Il s’agit d’une  ambassade réelle et virtuelle, où les choses, les plantes, les animaux et les humains peuvent s’exprimer. On y travaille au nom de la mer du Nord à un plaidoyer qui sera présenté fin juin à Den Haag (La Haye). L’objectif est une recherche en profondeur sur notre relation avec  la mer. « On cohabite avec la mer. Elle nous émerveille et nous nourrit ; c’est d’elle que nous sommes issus. » 

(...)

L'article intégral sur https://rivieren-en-meren.online/2018/06/12/minimiser-les-effets/

brusselaars en vluchtelingen

Prachtige reportage: hoe Brusselaars op eigen houtje vluchtelingen aan het Maximiliaanpark opvangen. Ontroerend, en tegelijk stuitend, als je hoort hoe de overheid optreedt.

Apache bivakkeerde in het Maximiliaanpark en legde in tekst en beeld vast hoe de gewone Brusselaar zich – op risico zelf aangehouden te worden – over vluchtelingen ontfermt:

Kerstverhaal: ‘Als de overheid vluchtelingen laat creperen, helpen wij ze maar’

(Mooi ook, hoe Frans en Nederlands – en Engels – door elkaar gebruikt worden.)

paysage et droits de l'homme

De nos jours, un paysage est plus qu’un simple tableau ou un beau panorama ; dans la littérature théorique on le considère plutôt comme une relation culturelle entre l’environnement et des êtres humains.  Prenons par exemple l’article 1 de la Convention européenne du paysage du Conseil de l'Europe (2000), selon lequel « ‘Paysage’ désigne une partie de territoire telle que perçue par les populations, dont le caractère résulte de l'action de facteurs naturels et/ou humains et de leurs interrelations ». Un paysage est donc créé par la perception humaine, et on peut estimer qu’il puisse être traité comme un vrai bien commun.

Le paysage peut être considéré non seulement en tant que bien commun, mais également comme bien publique. C’est-à-dire que, pour ce qui est des générations futures, il convient de sauvegarder la possibilité de relations socio-politiques se jouant dans les paysages, autant que de protéger  l’environnement. Dans plusieurs textes et déclarations le caractère de bien commun ou de bien public du paysage est accentué pour souligner un engagement à améliorer et à renforcer sa relation inhérente entre nature et culture.

Les concepts de ‘paysage’ et de ‘bien communs’ sont depuis toujours entrelacés par des lois et des coutumes réglant la gestion de la terre. Même aujourd’hui les grandes déclarations mentionnent la participation bottom-up (de bas en haut) et la gouvernance collective parmi les objectifs primordiaux de la gestion contemporaine de paysages. On reconnaît en plus que la perception du paysage (soit urbain, soit rural) contribue à la construction d’une identité sociale. La Déclaration de Florence sur le paysage 2012 de l’UNESCO établit même un lien entre paysages et droits de l’homme (comme le fait également la Convention européenne du paysage déjà mentionnée, à laquelle d’ailleurs se réfère le ministre wallon de l’environnement dans ses décisions sur l’implantation de centrales éoliennes).

Il y a un lien entre droits de l’homme et paysages, non seulement lorsqu’il s’agit de zones conflictuelles ou de territoires indigènes, mais également quand il s’agit des  paysages et des environnements de tous les jours qui sont menacés et abîmés. De ce point de vue, le paysage devient ‘éthique’, plutôt que simplement esthétique. De là aussi l’importance de réfléchir sur un ‘droit au paysage’ pour exprimer cette relation avec les droits de l’homme. Si l’on considère (la perception d’) un paysage comme un bien commun et public, impliquant diverses fonctions et capacités de gestion collective, on peut en déduire ou y attribuer des droits. Une population aurait droit au respect du paysage dans la résolution de divers conflits sociaux ; le paysage lui-même aurait droit à la protection et la sauvegarde à plusieurs niveaux (y compris faune et flore).

 

Laura Menatti, ‘Landscape: from common good to human right’, International Journal of the Commons, Vol. 11, no 2 2017, pp. 641–683

https://www.thecommonsjournal.org/articles/738/

oh my god!

In de negentiende eeuw konden velen nog denken dat er weldra een einde zou komen aan religie en georganiseerde godsdienst. In het in 1882 postuum gepubliceerde Dieu et l’Etat schrijft Michel Bakounine: « Dieu est, donc l'homme est esclave. L'homme est libre, donc il n'y a point de Dieu. Je défie qui que ce soit de sortir de ce cercle, et maintenant, choisissons. » Mikhail Bakunin was zeker niet de enige die er zo over dacht.

Uiteraard ging het hier om een principiële uitspraak, geen sociologische beschrijving. De mens was helemaal niet vrij; om werkelijk vrij te kunnen zijn zou hij/zij zich moeten bevrijden van Staat, Kapitaal en God. De Wetenschap zou de nieuwe leidraad worden bij de organisatie van een samenleving gebaseerd op vrijheid en solidariteit.

Maar kijk om je heen vandaag. Godsdienst en obscurantisme zijn helemaal terug – vermoedelijk van nooit weggeweest. Wij, die vanaf onze jeugd zo onze best gedaan hebben om ons te bevrijden van de dogma’s en de bekrompenheid van de kerk, worden nu omringd door mensen die zich voor van alles en nog wat beroepen op ‘hun geloof’, en die willen dat wij daar respect voor opbrengen. Religie moet je blijkbaar weer serieus nemen – en dat heeft niet alleen te maken met de moordende waanzin van boeven die zich beroepen op Allah of heilige koeien. Het lijkt wel of de macht van godsdiensten navenant toeneemt met de wereldwijde uitbreiding van technologie en rationele controle. En misschien helpt ook het dominante neoliberale culturele dogma wel een handje. In een wereld waarin iedereen voortdurend gepushed wordt om vooral zichzelf volop te ontplooien en ‘in de markt te zetten’, zullen er vast mensen zijn die een deel van die zware verantwoordelijkheid willen afschuiven naar iets, iemand, ergens, buiten zichzelf. Hoewel – de snelst groeiende wereldreligie is de evangelische beweging. En daarover schrijft Franca Treur in De groene Amsterdammer: “Evangelische bewegingen handelen als succesvolle multinationals. Leiders hebben bijna altijd een ondernemersachtergrond, denken in marktaandeeltermen en beschikken over de modernste lichtshows en presentatietechnieken. Ze zijn informeel gekleed en praten op losse, persoonlijke toon. Ze zijn lokale celebrities. Op de websites staan glossy foto’s van hun gezinnen. Preken zijn emotioneel en doorspekt met anekdotes uit het eigen gezinsleven, zoals we die kennen van politici. Maar deze gezinnen zijn traditioneel, en relaties zijn strikt heteroseksueel. Overspel en scheiding worden streng veroordeeld, evenals abortus en euthanasie. Naast de boodschap van het evangelie komt dus (onbedoeld) de boodschap van westerse moderniteit mee, plus een manier om zich daar weer tegen af te zetten.”

Dat een ernstig blad als De groene vindt dat ‘we ons de luxe van de onverschillige positie tegenover religie niet meer kunnen veroorloven’ is tekenend voor de druk die die culturele stromingen uitoefenen. En dan gaat het niet om de Turkse studenten die mij indertijd zegden als zij ergens geen zin in hadden: “Mijnheer, mijn geloof staat dat niet toe”. En zelfs evenmin om de eis altijd en overal een hoofddoek te mogen dragen. Waar het om gaat is dat zowel bij christenen als moslims of hindoes blijkbaar de wens en de verwachting leeft dat een hele samenleving rekening zal houden met, - nee, zich zal aanpassen aan hun verhalen, mythen en sprookjes.

Sinds Bakoenin en de negentiende eeuw is inmiddels wel gebleken dat een beroep op wetenschap, vooruitgangsgeloof en atheïstisch materialisme onvoldoende grondslag biedt om de waan van de godsdienst echt onderuit te halen. Dus, if you can’t beat them, join them.  Zou het niet slimmer zijn dan om zelf met je eigen godsdienst of kerk te beginnen en te eisen dat die iedereen die respecteert en er rekening mee houdt. En ik bedoel niet dat – zoals al sinds enkele jaren sporadisch als actiemiddel gebeurt – niet-gelovigen zich plots gaan tooien met hoofddoeken, keppels of tulbanden, die als het zo uitkomt, zowel door voor- als tegenstanders, gezien worden als ‘ostentatieve religieuze symbolen’. Nee, dan gaat het meer om initiatieven als de Church of the Flying Spaghetti Monster. De FSM, zoals de Kerk wordt afgekort, heeft eeuwenlang een verborgen bestaan gekend, maar is in 2005 echt in de openbaarheid getreden. Sindsdien telt zij wereldwijd miljoenen, zelfs duizenden devote gelovigen, de pastafarians. Een instructief filmpje staat op deze pagina.

Als ostentatief religieus symbool dragen de ware gelovigen een vergiet op het hoofd (altijd handig om de spaghetti af te gieten). Sommige verlichte staten als Oostenrijk, Arizona of Australië erkennen inmiddels de Church of the Flying Spaghetti Monster als een legitieme religieuze beweging, en staan haar leden dan ook toe hun hoofddeksel op te houden voor de pasfoto op hun rijbewijs. Dat is eens wat anders toch, dan dat miezerige gezeur over hoofddoeken hier aan de Noordzee.

Of in Marseille, zoals blijkt uit deze tekst in Le monde libertaire n° 1788 van 4 mei 2017:

« … l’époque où un con eut l’idée d’interdire un fichu sur la tête en croyant s’opposer à d’autres cons qui voulaient l’imposer. De leur affrontement est née une guerre qui ne dit pas son nom et qui n’est pas prête de se terminer, parce qu’elle se nourrit de bien autre chose qu’un morceau de chiffon. Chacun partant à l’assaut, non, plutôt chaque chef envoyant à l’assaut du camp adverse des troupes dont la réflexion se réduit à des slogans. Les cons sont en train de gagner, eux ils ont fait carrière. »

 

Links - rechts

Er is vrij grote overeenstemming dat het politieke onderscheid tussen ‘links’ en ‘rechts’ allang niet meer kan gebaseerd worden op iets als klassentegenstellingen. Zo iets als: links = de arbeidersklasse; rechts = het kapitaal (de bezitters van de productiemiddelen). Niet alleen zijn die socio-economische begrippen steeds waziger geworden, ook de gelijkstelling met links of rechts is allang niet meer evident. De ideologische hegemonie van het neoliberalisme biedt eigenlijk geen ruimte voor zo’n tegenstelling.

Enkele jaren geleden, nog ten tijde van Berlusconi, probeerde Rossana Rossanda toch een aanzet te geven voor een hedendaagse invulling van ‘links’ en ‘rechts’. Daarvoor greep zij wel terug naar de periode van de Franse revolutie van 1789, exact de context waarin de politieke begrippen links en rechts hun oorsprong vinden.

Als ‘links’ in de negentiende en de twintigste eeuw een betekenis had, dan was het juist in relatie tot Liberté, Egalité, Fraternité. ‘Vrijheid’ betekende democratie, maar is nu verworden tot individualisme; en voor zover er nog sprake is van een deel-uitmaken-van, wordt de voorkeur gegeven aan contingente constructies als religie, natie of etnische afkomst. Gelijkheid van rechten is vervangen door een ideologie die van het recht van de sterkste en van de aanbidding van de winnaar de motor van maatschappij maakt. En broederlijkheid in de zin van solidariteit onder alle mensen is vervangen door angst voor complexiteit en haat tegen  diversiteit.

In die zin is er voor Rossana Rossanda met de rechtse hegemonie van vandaag eerder sprake van een antropologische revolutie, dan van een politieke. De politieke crisis van links is daar een gevolg van. Politiek links heeft bijgevolg alleen zin als het er naar streeft de neoliberale hegemonie te vernietigen, in plaats van er een ‘sociaal’ gezicht aan te geven.

Sofie Merckx

De deurwaarder zal dan toch niet proberen beslag te leggen op de meubels van dokter Sofie Merckx. De Orde van Geneesheren had daarom verzocht, omdat de arts al sinds 2000 consequent weigert haar bijdrage te betalen aan een beroepsvereniging waarvan ze de legitimiteit niet erkent. Na een solidariteitsactie bij de woning van de dokter trok de Provinciale Raad van Hainaut (Henegouwen) zijn verzoek om beslag in.

Sofie Merckx is arts in de groepspraktijk Geneeskunde voor het volk (GvhV) in Marcinelle, een voorstad van Charleroi. Officieel behoren alle in België erkende artsen aangesloten te zijn bij de Orde van Geneesheren, maar die van deze groepspraktijken (er zijn er elf in België) hebben altijd geweigerd hun lidmaatschap te betalen. Zij vinden de orde een corporatistische vereniging, die alleen de belangen van de geneesheren (m/v) verdedigt en op een ondoorzichtige en anachronistische wijze een beleid voert dat niet gericht is op de bevordering van de volksgezondheid, maar alleen op het inkomen van de beroepsgroep.

In de groepspraktijken van Geneeskunde voor het volk echter werken de artsen aan een vast loon, en worden aan de patiënten slechts de terugbetalingstarieven van de ziekenfondsen aangerekend. Er wordt dus ahw. gratis geneeskunde aangeboden, iets wat door de orde al sinds de jaren 1970 beschouwd wordt als concurrentievervalsing. Het is echter aan de Provinciale Raden van de Orde om de lidgelden te innen, en niet in elke provincie wordt het spel even hard gespeeld. In de provincies Liège, Limburg en Antwerpen bijvoorbeeld wordt allang niet meer opgetreden tegen recalcitrante artsen (en dat zijn niet alleen die van GvhV). De Raad van Hainaut daarentegen blijft stug. Begin dit jaar nog liet die Raad beslag leggen op de nalatenschap van de ouders van dr. Eric Hufkens, een collega van Merckx in Marcinelle, omdat ook hij weigerde zijn bijdrage te betalen.

Het conflict tussen Geneeskunde voor het volk en de Orde van Geneesheren sleept al veertig jaar aan. In 1971 was dr. Kris Merckx, de vader van Sofie, een van de oprichters van de eerste groepspraktijk van GvhV, in Hoboken bij Antwerpen. De foto hieronder dateert uit 1983, en toont het verzet tegen het dreigend beslag op de meubels van de artsen in Hoboken. Sofie Merckx is de tweede van links.

Misdaadgolf

 

Waar gaat het naartoe met de wereld? In Groot-Brittannië is vastgesteld dat kinderen vanaf drie jaar in het gehele land verantwoordelijk zijn voor een verborgen misdaadgolf. De lezers van de Daily Mail hebben er genoeg van: “Ditch the Human Rights crap” en voer opnieuw lijfstraffen met het rietje en de doodstraf in.

Nu vraagt de situatie natuurlijk om ernstige maatregelen. Zeker drieduizend criminelen, waaronder verkrachters, overvallers en inbrekers, ontkwamen vorig jaar hun straf, simpelweg omdat zij te jong zijn voor vervolging. De regering heeft immers vorig jaar besloten dat boeven pas vanaf de leeftijd van tien jaar verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden.

De Daily Mail vond o.m. volgende misdaden in de registratie van de politiekorpsen:

- - In Essex werd een vierjarige geregistreerd voor vandalisme en een achtjarige voor een racistische aanval

- - In Falkirk registreerde de politie een driejarige jongen en een vierjarig meisje wegens een ‘stroom van vandalisme’  (a spate of vandalism)

- - In Manchester kreeg de politie te maken met achtjarigen die verdacht werden van aanranding van andere kinderen.

Omdat zij toch niet vervolgd worden, mag de politie het er dan vaak bij laten wanneer zij te maken krijgt met criminelen van jonger dan tien, maar gelukkig legt de publieke opinie zich niet neer bij deze schande. En men weet maar al te goed wie de echte schuldigen zijn: “Thanks the the idiot liberals we have this undercurrent of killers and rapists who know most of the time the police cannot do anything ……”

Als dit de situatie is in Groot-Brittannië, hoe erg moet het dan niet zijn in Nederland en België, met hun decennialange traditie van pampering en politieke correctheid?

 

Plattelandsarmoede

Er zijn van die mensen, die op een bepaald ogenblik in hun leven genoeg hebben van het leven in de stad, en dan een huis kopen op het platteland, om daar ‘in de natuur’ te gaan leven. Dat is de comfortabele kant van het verhaal.

Tegelijkertijd blijkt uit een studie van het Centrum voor Sociaal Beleid van Universiteit Antwerpen dat in 2010 14,8% van de Belgen onder de armoedegrens leeft. Opvallend daarbij is dat er steeds meer working poor voorkomen: mensen die ondanks het feit dat zij werk hebben, niet voldoende verdienen om menswaardig te kunnen leven. Dat is een fenomeen dat aan het eind van de twintigste eeuw vrijwel verdwenen was, maar dat nu in sterke mate weer aangroeit. Een extreem voorbeeld levert Italië, waar de extreme liberalisering van de arbeidsmarkt ertoe geleid heeft dat miljoenen mensen de kost moeten verdienen met ‘precaire jobs’, deeltijdcontracten of aanstellingen van bepaalde duur, opeenvolgende uitzendcontracten, of banen diep beneden hun opleidingsniveau. Ook in België ontwikkelt zich een tweespalt tussen de goedbetaalde jobs in de kenniseconomie en de financiële dienstverlening, en een secundaire arbeidsmarkt van slecht betaalde, tijdelijke en onzekere baantjes.

Bovendien blijkt dat het Belgische leefloon, dat bedoeld was om mensen toch het minimum te verzekeren dat noodzakelijk is voor een menswaardig leven, nog verder onder de armoedegrens ligt dan eerst gedacht. Met andere woorden, mensen die van geen hout meer pijlen weten te maken, mogen wel een beroep doen op bijstand, maar kunnen daarvan alleen niet leven. Wat moeten zij dan? Zwart werk natuurlijk, of de informele economieën in, waarvoor zij dan weer gestraft worden, indien zij worden betrapt.

In Frankrijk is beschreven hoe zich door de vlucht naar het platteland dan een neerwaartse spiraal van armoede ontwikkelt. Op een bepaald ogenblik wordt de woning in de stad te duur, en men besluit te verhuizen naar een goedkopere huurwoning op het land (niet in de randgemeenten, want die zijn zeker te duur). Dan blijkt echter dat er op het platteland geen werk is. Wanneer de auto het niet meer doet, is men aangewezen op het openbaar vervoer om nog in de stad te kunnen werken. Maar het openbaar vervoer is afgebouwd, omdat iedereen toch een wagen had, en omdat de algemene liberalisering van de openbare diensten er niet was om deze voor iedereen toegankelijk te maken, maar juist om harder te kunnen optreden tegen wie ze niet kan betalen. Bovendien blijkt dat deze stedelijke armen op het platteland al gauw vergaan van de eenzaamheid. Omdat de informele arbeidscircuits er kleiner zijn dan in de stad, is er ook geen uitweg uit die spiraal.

Het mechanisme is uitgebreid beschreven in Frankrijk, maar in sommige dorpen in Wallonië zie ik hetzelfde gebeuren: jonge mensen die bijvoorbeeld Liège ontvlucht zijn, die nu met hun kindje in een goedkoop krot wonen in een dorp, en die alleen nog een baantje kunnen houden in de stad zolang hun auto nog niet geheel een wrak is. Dat is ook op het platteland gaan leven.

 

Syndicate content