Werkwoord

 

“Ik leef nu op aarde en weet niet wat ik ben.

Ik weet dat ik geen categorie ben.

Ik ben geen ding – een zelfstandig naamwoord.

Het lijkt erop dat ik een werkwoord ben.”

R. Buckminster Fuller

 

Gezinshereniging

De Nederlandse Kinderombudsman is een onderdeel van het Bureau Nationale ombudsman. De Kinderombudsman is een ambt, dat sinds 2011 wordt toegekend door de Tweede Kamer. Hij (nu Marc Dullaert) controleert of de overheid de kinderrechten in Nederland naleeft. Hij doet dit ook bij private organisaties in het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdzorg en de gezondheidszorg. In 1989 zijn de kinderrechten door de Verenigde Naties (VN) vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag.

In juni hebben de diensten van de Kinderombudsman een 123 pagina’s lang, vernietigend rapport gepubliceerd over de Nederlandse praktijken rond de gezinshereniging van kinderen met hun naar Nederland gevluchte ouders: Gezinshereniging – beleid en uitvoering 2008-2013. De aanleiding voor het onderzoek was de vaststelling dat het aantal afwijzingen sterk is gestegen: van 12 procent in 2008 naar 83 procent in 2011.

De Kinderombudsman is niet over één nacht ijs gegaan. Het onderzoek nam elf maanden in beslag, er werden 459 dossiers onderzocht, waarin 1672 kinderen een aanvraag hebben ingediend om bij hun naar Nederland gevluchte ouders te mogen komen wonen. Verder zijn talloze interviews verricht, en heeft men op de ambassades in Nairobi en Addis Abeba onder meer een aantal gehoren van kinderen geobserveerd.

De conclusies zijn niet mis: “De Kinderombudsman stelt op basis van dit onderzoek vast dat sinds 2008 de rechten van kinderen die zich willen herenigen met een naar Nederland gevluchte (pleeg)ouder in ernstige mate door de Nederlandse overheid zijn geschonden. Een steeds strenger wordend beleid, waarin allerlei niet te rechtvaardigen vereisten werden gesteld aan gezinnen om in aanmerking te komen voor hereniging, in combinatie met een onzorgvuldige werkwijze van de IND, heeft er toe geleid dat er inbreuk is gemaakt op het recht van kinderen om zich te herenigen met hun ouder.” (De IND is de Immigratie- en Naturalisatiedienst, te vergelijken met de Belgische Dienst Vreemdelingenzaken, DVZ.)

“Het Verdrag voor de Rechten van het Kind schrijft voor dat een kind het recht heeft om op te groeien bij de ouders, tenzij dit niet in het belang van het kind is. De Nederlandse overheid heeft onder dit verdrag de verplichting om aanvragen tot gezinshereniging met spoed, menselijkheid en welwillendheid te behandelen. De Kinderombudsman constateert dat aan geen van deze verplichtingen is voldaan. In de verschillende stadia van de gezinsherenigingsprocedure zitten dermate ernstige tekortkomingen dat de kinderen die sinds 2008 een aanvraag indienden geen volwaardige kans hebben gekregen om gebruik te maken van dit recht op gezinshereniging. Het risico is daarmee groot dat er grote aantallen kinderen onterecht gescheiden zijn gebleven van hun ouder. Dit acht de Kinderombudsman onaanvaardbaar.”

En ook: “De Kinderombudsman ziet dat door de sterke focus op de bestrijding van fraude en oneigenlijk gebruik van de nareisprocedure, het belang van het kind, zowel in het beleid als de uitvoering, geheel uit het oog is verloren. Daardoor is de procedure dermate onzorgvuldig geworden dat niet meer volgehouden kan worden dat de hoge afwijzingspercentages de eerder ontstane vermoedens van fraude bevestigen. Een beleid waarin aandacht is voor fraude- en misbruikbestrijding mag niet leiden tot een dermate grote inperking van fundamentele rechten, zoals het recht van het kind om op te groeien bij de ouders. Doordat de procedure, met het oog op fraudebestrijding, volgens de IND "steeds uitgebreider en intensiever" is geworden, zijn in de afgelopen jaren aanvragen van kinderen mogelijk onterecht afgewezen, omdat hun aanvraag op onzorgvuldige wijze behandeld is.”

Dan volgen details over de wijze waarop kinderen op de ambassades worden gehoord over de waarachtigheid van hun aanvraag om hun ouders te mogen nareizen naar Nederland. Er is overigens geen rechtsbijstand tijdens die gehoren, en de kinderen mogen het verslag niet nalezen. Dit zijn nog maar enkele van de praktische bezwaren die de onderzoekers aankaarten. Waar het vooral op neer komt, is: “Uit het dossieronderzoek blijkt dat het overgrote deel van de kinderen wordt afgewezen, omdat zij en hun ouder volgens de IND tijdens de gehoren niet aannemelijk hebben kunnen maken dat (zij) samen een gezin hebben gevormd tot aan het vertrek van de vluchtende ouder. In de verklaringen die de gezinsleden hebben afgelegd zijn volgens de IND te veel tegenstrijdigheden gevonden. In de praktijk, zo blijkt, kunnen enkele tegenstrijdigheden, die betrekking hebben op details, voor de IND al aanleiding vormen om de aanvraag af te wijzen. [-] De Kinderombudsman is van mening dat het grote belang dat bij de beslissing wordt gehecht aan de verklaringen over details, niet in verhouding staat tot de mate van zorgvuldigheid waarmee de gezinsband wordt onderzocht.”

In die zin lijkt er weinig verschil tussen de praktijken van de Nederlandse IND en die van de Belgische DVZ (en trouwens ook van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen). Uit mijn ervaring blijkt dat ook de Belgische instanties bij het beoordelen van een asiel- of gezinsherenigingsaanvraag deze meteen proberen af te wijzen door in eerste instantie tegenstrijdigheden in het verzoek te ontdekken of te construeren. Ook hier is de opdracht: probeer de aanvragers te betrappen op onnauwkeurigheden, zodat wij de aanvraag als bedrieglijk kunnen wegzetten.

De Kinderombudsman koppelt aan het onderzoek nog een aanbeveling: “De afgelopen jaren is de Nederlandse overheid op onzorgvuldige wijze omgesprongen met kinderen die naar een gevluchte ouder in Nederland wilden komen. De IND is bij de beoordeling van hun aanvraag te veel gericht op het voorkomen van fraude en is het belang van het kind daarbij uit het oog verloren. Het steeds aangescherpte beleid heeft geleid tot een onaanvaardbaar hoog risico dat de 3910 kinderen die sinds 2008 een aanvraag voor gezinshereniging hebben ingediend, en zijn afgewezen, mogelijk onterecht gescheiden zijn gebleven van hun ouder. Hun recht om zich te herenigen met hun ouder wordt op die manier met voeten getreden.

Volgens de Kinderombudsman kan dat maar één ding betekenen: de kinderen die sinds 2008 een aanvraag voor gezinshereniging hebben ingediend en door de IND zijn afgewezen, moeten een eerlijke kans krijgen. Zij (of hun ouders namens hen) moeten een nieuwe aanvraag kunnen indienen, die vervolgens aan een verbeterd wets- en beleidskader getoetst zal worden én met een verbeterde uitvoering beoordeeld.

De Kinderombudsman doet de dringende aanbeveling om het falende beleid van de afgelopen jaren te herstellen en de kinderen die hierdoor mogelijk onterecht gescheiden zijn gebleven van hun ouders alsnog de kans te geven zich te herenigen.”

 

Mal français of langue unique ?

 

Mal français of langue unique ?

Onder de kop ‘Le mal français’ mag Luckas Vander Taelen in De Standaard nog eens van leer trekken tegen Franstaligen. Deze keer zijn het de Fransen die het moeten ontgelden: “Nog steeds leven veel Franse intellectuelen in een zelfingenomen microkosmos. Het lijkt hen volledig te ontgaan dat de wereld niet meer naar hen luistert en dat de invloed van de Franse cultuur de enge francofonie niet overstijgt, ook al omdat het Engels het Frans als wereldtaal compleet heeft verdrongen. [-] De wereld verandert, maar een groot deel van de Fransen wil vooral dat alles weer wordt zoals vroeger.”

Vander Taelen schrijft het met nogal wat dédain, maar inderdaad, er is in Frankrijk enig ongemak over de omgang met de ‘nieuwe’ wereldtaal. Sinds enige maanden is een van de belangrijke terreinen waarop de discussie zich afspeelt dat van het hoger onderwijs (net zoals dat het geval is trouwens in België en Nederland). Sinds 1994 is bij wet vastgesteld dat de taal van onderwijs en examens, thesissen en proefschriften in de openbare en private onderwijsinstellingen het Frans is. De minister van Onderzoek en Hoger Onderwijs wil nu dat aan de universiteiten voortaan in het Engels gedoceerd wordt, met name om studenten uit opkomende landen als Korea, India of Brazilië niet te ontmoedigen om in Frankrijk te komen studeren. (Studenten uit de talrijke Franstalige Afrikaanse staten zijn blijkbaar minder aantrekkelijk.) Om even haar standpunt te illustreren, zei de minister nog: “Si nous n’autorisons pas les cours en anglais, nous nous retrouverons à cinq à discuter de Proust autour d’une table.” Nee, dan liever nog wat Angelsaksische managementmeuk.

Maar goed, het verzet tegen het ‘luchthavenengels’ (merci, Serge Halimi) als langue unique is ook niet altijd even overtuigend. Vaak wordt ietwat retorisch de vraag gesteld: zouden onze studenten dan, wanneer zij ons verlaten, geen woordenboek meer hoeven? Is meertaligheid niet juist een troef, zelfs als je daar een woordenboek bij nodig hebt? Is het niet juist in de uitwisseling tussen talen, dat men er toe komt de wereld in haar diversiteit te denken?

Dat laatste lijkt mij wel, ja; alleen, het argument klinkt niet echt overtuigend uit de mond van een Fransman/vrouw. Mijn internationale onderwijs- en onderzoekservaring van de afgelopen vijfentwintig jaar leert toch dat, wanneer Franstaligen zich wagen aan een voor hen tweede taal, dat meestal een soort frenglish is, en zelfs niet een andere Latijnse taal. Anderzijds leert de jarenlange ervaring met Erasmus-projecten mij ook dat studenten van niet-Engelsprekende afkomst zich vaak kunnen vinden in een soort common session english, terwijl juist de Engelstaligen in het idioom waarin zij volledig thuis zijn over de hoofden van de anderen heen praten.

Klakkeloos toegeven aan de dominantie van een soort Amerikaans lijkt mij onzinnig; zich opsluiten in de exclusiviteit van de ‘eigen’ taal al evenzeer. Maar hoe organiseer je praktijken van meertaligheid?

 

Hugo De Ridder

Humo publiceert deze week (23 juli 2013) een gesprek met Hugo De Ridder. Die wordt (wie had het kunnen vermoeden?) geïntroduceerd als ‘dé éminence grise van de politieke journalistiek in België’.

Ja hoor, de man (nu 81 jaar) was jarenlang de politiek commentator van De Standaard. Dat was in de tijd dat die krant nog trots op de voorpagina het letterkruis droeg met de letters AVV VVK (Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus). Dat motto is exact wat De Ridder steeds uitdroeg in zijn commentaren: de denkbeelden van de flamingante vleugel van de christendemocratische CVP, en dan vooral vanuit het oogpunt van de ondernemers en de middenstand. In die zin is de man in al die jaren weinig veranderd, en verbaast het niet dat hij laat optekenen over de regering-Di Rupo: “Ze heeft al één en ander om trots op te zijn. Het aantal ambtenaren wordt verminderd, de werkloosheidsuitkeringen worden beperkt, de pensioenen hervormd: maatregelen die enkele jaren geleden ondenkbaar waren.”

Het is het inmiddels klassieke neoliberale praatje van de ondernemers en de bedrijfsleiders en hun politieke handpoppen. Ambtenaren – civil servants – zijn er om de samenleving te dienen, en produceren dus geen groei of winst: weg ermee! Mensen zonder baan zijn parasieten: die moeten maar met minder dan die duizend euro per maand rondkomen. En wij, de productieven, gaan toch geen pensioen betalen voor die stumperds die geen riante tweede of derde pijler hebben opgebouwd; laat ze werken voor de kost. Di Rupo – De Ridder: een mooi stel.

Maar even later zegt hij dan toch iets om over na te denken. In de parafrase van Humo: “Kris Peeters kan de strijd tegen Bart De Wever in de provincie Antwerpen zeker winnen bij de verkiezingen in 2014.” Een interessant vooruitzicht voor die van Antwerpen. Het doet een beetje denken – alle verhoudingen in acht genomen - aan de Franse presidentsverkiezingen van 2002, toen Jacques Chirac in de laatste ronde uitkwam tegen Jean-Marie Le Pen en iedereen noodgedwongen op Chirac moest stemmen om de fascisten uit het Elysée te houden. Chirac werd opnieuw president met zo’n tachtig procent van de stemmen.

En iets dichterbij waren er natuurlijk de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 in Antwerpen, toen het er ernstig op leek dat Filip De Winter en Vlaams Belang de grootste partij van de stad zouden kunnen worden. Uit pure noodzaak werd toen massaal op Patrick Janssens gestemd, die daarop weer zes jaar lang zonder noemenswaardige tegenstand de gemeentepolitiek kon herleiden tot een vorm van city marketing waarvoor de bewoners de prijs betalen.

Als Kris Peeters werkelijk de pion is om Bart De Wever tegen te houden, dan staan ze er mooi voor, daar in Antwerpen.

Links-liberalisme?

 

In het eerste gedeelte van het boek schetst de auteur de historisch-filosofische achtergrond van het ideeëngoed dat hij resoluut links-liberalisme noemt (en niet sociaal liberalisme, of links liberalisme). In het tweede gedeelte beschrijft hij hoe en waar dat gedachtegoed terug te vinden is in de hedendaagse West-Europese politiek, …

Enerzijds is het maar de vraag of politieke partijen hun ideologie baseren op rechtvaardigheidstheorieën, die volgens de auteur wel de grond vormen van het huidige links-liberalisme. Anderzijds kan je je ook afvragen of iemand die het links-liberalisme als politieke leidraad neemt, dat vandaag nog zou willen realiseren via de bestaande politieke partijen (de logica van politieke representatie).”

Een fragment uit de bespreking van

Herman Lauwers, Links-liberalisme. Niemand is burger zonder land. Kalmthout, Pelckmans, in Oikos nr. 64, 2013/1, 76-78.

De volledige tekst vind je hier.

 

Onterecht gejuich over daling medische regularisaties

 

De hoerastemming bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) is totaal ongepast (‘Nooit zo weinig sans-papiers geregulariseerd’ – de Standaard 9-10 maart 2013). De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) vernietigt immers al sinds november vorig jaar negatieve beslissingen van DVZ. De Dienst heeft in twee zaken cassatieberoep ingediend bij de Raad van State, en op die uitspraken wacht men nu. Kortom, het aantal medische regularisaties door de Dienst Vreemdelingenzaken mag dan wel dalen, daarbij worden wel elementaire rechtsregels overtreden, en dat wordt systematisch afgestraft door de rechter.

Het gaat hier om een vrij technische juridische materie, maar het loont de moeite om het verhaal te volgen. Dan blijkt immers dat de Belgische overheid onder het mom van fraudebestrijding alles uit de kast haalt om de meest kwetsbaren in onze samenleving zo snel mogelijk het land uit te werken. Artikel 9ter van de Verblijfswet (of Vreemdelingenwet; de wet van 15 december 1980) stelt dat een vreemdeling die in België verblijft, en zijn identiteit kan bewijzen, een machtiging tot verblijf kan aanvragen indien hij lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of zijn fysieke integriteit, of die een reëel risico inhoudt op onmenselijke of vernederende behandeling wanneer hij teruggestuurd zou worden naar zijn land van herkomst en er daar geen adequate behandeling voorhanden is. Dit is de zogenaamde medische regularisatie, en de laatste formulering verwijst direct naar het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens.

Wat doet DVZ nu? Wanneer in hun ogen de ziekte niet “direct levensbedreigend” is, is er niets aan de hand, en kan de aanvrager volgens de dienst gewoon uitgezet worden. Maar “direct levensbedreigend” is niet hetzelfde als een “reëel risico”. Het criterium van de Dienst Vreemdelingenzaken is veel strenger dan de formulering van de wet. In een van de vernietigde beslissingen schreef de arts van DVZ: “Uit het medisch dossier blijkt (…) geen directe bedreiging voor het leven van de betrokkene; de gezondheidstoestand is niet kritiek.” Directe bedreiging voor het leven is echter niet waar het om gaat.

Het meest herkenbare voorbeeld is wellicht hiv-infectie. Iemand die hiv-besmet is, maar (nog) niet aan full blown aids lijdt, is niet direct levensbedreigend ziek. Dat neemt niet weg dat die persoon aids kan ontwikkelen, indien hij niet verzorgd wordt. En daarbij kan het niet volstaan dat hiv-medicijnen of aidsremmers in het land van herkomst beschikbaar zijn; de patiënt moet er ook toegang toe hebben. En daar knelt vaak het schoentje. Medische voorzieningen die tegen betaling beschikbaar zijn in het academisch ziekenhuis in de hoofdstad zijn daarom nog niet toegankelijk voor de mensen die naar dat land teruggestuurd worden. Kortom, het standpunt van de RVV is niet alleen dat het criterium van directe levensbedreiging te streng is, maar ook dat DVZ grondig zou moeten onderzoeken of de vreemdeling in het herkomstland werkelijk toegang heeft tot de nodige medische voorzieningen.

In dat opzicht is het ironisch dat Maggie De Block, de staatssecretaris die uiteindelijk de voogdij heeft over de Dienst Vreemdelingenzaken, rond het vraagstuk van de dringende medische hulp in februari de Antwerpse OCMW-voorzitter Liesbeth Homans terugfloot. Deze had namelijk besloten dat haar OCMW voortaan niet meer de ‘aidsremmers’ zou betalen voor een aantal hiv-besmette mensen zonder wettig verblijf. ‘Als we aidsremmers weigeren, gaat het om personen waarbij de Dienst Vreemdelingenzaken heeft geoordeeld dat hun hiv-infectie geen reden is voor regularisatie. Ze kunnen dus ook in het land van herkomst aan de medicatie raken. Daarom stellen we nu voor dat alleen de illegalen die zich verplichten om vrijwillig terug te keren naar hun land, in de tussentijd de dringende medische hulp krijgen. In hun thuisland kunnen ze dan verder de therapie met aidsremmers volgen’, verklaarde zij in de krant. De Block verzette zich tegen de eis van verplichte terugkeer in ruil voor het verstrekken van medicijnen. Dat zou inhumaan beleid zijn, volgens haar woordvoerster.

Nu, indien de Dienst Vreemdelingenzaken terecht de medische regularisatie heeft geweigerd, omdat er geen reëel risico is en de juiste medicijnen beschikbaar zijn in het land van herkomst, waarom zou de staatssecretaris het dan inhumaan vinden om deze mensen in Antwerpen geen geneesmiddelen te verstrekken? Als Homans gelijk heeft dat het gaat om mensen die niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 9ter, dan heeft de staatssecretaris er dus blijkbaar geen vertrouwen in dat haar Dienst Vreemdelingenzaken de medische regularisatie terecht weigerde. Of moest Maggie De Block Liesbeth Homans wel terechtwijzen omdat het standpunt van het OCMW niet conform is met de OCMW-wet? Of omdat zij wel het principe vooropstelt dat dringende medische hulp ook voor iedereen die hier onwettige verblijft beschikbaar moet zijn (zelfs als zij geen regularisatieprocedure starten)? Of ging het er gewoon om Homans dwars te zitten?

Voor onze ogen speelt zich een fascinerend juridisch en tactisch steekspel af, maar wel over de rug van zieke mensen, die mogelijk nergens anders terecht kunnen.

 

Een ingekorte versie van deze tekst verscheen eerder op http://www.mo.be/opinie/onterecht-gejuich-over-daling-regularisaties.

 

Frontaal Naakt

 

Een mooi blog, Levantijnse berichten, van ene Johanna Nouri, waar ik al een tijd naar verwees op mijn pagina links, leek gestopt te zijn.

Maar afgelopen zondag was er toch een nieuw bericht: ¡No pasarán!. Het gaat over het stopzetten van een ander blog, dat ik onregelmatig las: Frontaal Naakt. Ik volg de discussies in de Nederlandse media niet meer zo, maar Frontaal Naakt bekeek ik wel regelmatig (net als Republiek Allochtonië overigens) om wat ideeën op te doen in de discussies over multiculti, integratie, kutmarokkaantjes, en dat soort verwar(ren)de onderwerpen.

Frontaal Naakt is niet meer, en Johanna Nouri schrijft daarover dit:

“Het appelleert aan strijdlust die ik nagenoeg verloren was. Het kan toch niet zo zijn dat we ons de mond laten snoeren door lieden die leven bij de persoonlijke aanval, bij vreemdelingenhaat en islamofobie? Bij lieden die er de meest obscure rassentheorieën op nahouden? Die mensen niet langer als mens, maar slechts als representant van een vermeende ideologie zien? Die de vrijheid van het individu, waarover Asscher het onlangs had, kennelijk niet zien weggelegd voor iedereen die anders denkt dan zij?

Er woedt een gure wind in de blogosfeer. De vraag is hoe we daar wat aan kunnen doen zonder het risico te lopen om vermalen te worden, zonder met persoonlijke aanvallen kapotgemaakt te worden.”

De afscheidstekst is onthutsend. Lees het hele artikel en betuig je steun aan Frontaal Naakt, zou ik willen suggereren.

 

Nationaal-populisme

Lang voordat, overal ter wereld, god & klein pierke een column hadden in elk denkbaar blaadje met reclame, hadden de grote Italiaanse kranten hun terza pagina. Op die pagina 3 kregen filosofen, schrijvers, wetenschappers, denkers, intellectuelen de ruimte om gedachten te formuleren rond een of ander onderwerp, dat niet noodzakelijk met de (kranten)actualiteit te maken had.

De filosoof en jurist Norberto Bobbio schreef van 1976 tot 1989 regelmatig stukken voor pagina drie van la Stampa. In november 1985 publiceerde de krant ‘Parlare ancora di patria’ naar aanleiding van een conferentie in Torino over het idee van de natie in Duitsland en Italië.

In de loop van zijn betoog maakt Bobbio een onderscheid tussen nationalisme en nationaal gevoel. Nationaal gevoel staat voor elk gevoel te behoren tot een bepaalde groep (sociaal, etnisch, taalkundig, politiek, cultureel, …) die zich onderscheidt van andere groepen. In die zin is er niet veel verschil van het gevoel dat je behoort tot een familie, een stad, een vereniging of een partij. Het gaat om een spontaan, ondoordacht gevoel, dat wel leidt tot solidariteit met andere groepsleden, loyaliteit van het individu tegenover de groep, en in sommige gevallen, het onderschikken van het eigen belang aan dat van de groep. Dat nationaal gevoel, of die groepsidentiteit, heeft een verschil nodig om tot bewustzijn te komen: in het onderscheid met de andere, ziet men de eigen eigenheid.

Het nationalisme, volgens Bobbio, is heel wat anders. Dat is een ideologie, die kunstmatig geconstrueerd is, bewust en in specifieke historische omstandigheden, en om bepaalde doelen te bereiken. Het groepsgevoel dat gecreëerd wordt, is ook altijd gekoppeld aan het idee van een historische missie, of aan het opeisen van rechten, of aan een vernedering die moet uitgewist worden. En dat leidt ertoe dat tegenover anderen gevoelens worden aangewakkerd van verdenking, argwaan, afkeer, rivaliteit of vijandschap. De idee van een historische missie heeft trouwens behoefte aan een subject dat haar vertegenwoordigt. Dat subject is het collectieve wezen van de gehele natie die, naast de kenmerken die haar als groep onderscheiden van een andere, ook een morele persoonlijkheid bezit, en een uitzonderlijke waardigheid en geschiedenis.

Bobbio stelt: “Il nazionalismo è sempre un male. Il sentimento nazionale non è in quanto tale né bene né male.” Terwijl nationaal gevoel alleen defensief is, is nationalisme van nature agressief. In Italië bestaat (bestond?) daarvoor de term nazional-populismo. Daarmee bedoelt men dan een nationalisme van arme duivels (die uitdrukking bestaat ook in het Nederlands), speciaal geschikt voor een volk zonder principes en waarvan de meest vulgaire gevoelens moeten worden geprikkeld om wat zelfrespect te verwerven. Italia 1985 !?

Lasagne met paard

 

Paardenvlees in de lasagne? Sporen van uitwerpselen in de chocoladetaart van Ikea? Wat hier samenkomt zijn onder meer de tendens naar schaalvergroting en mondialisering in de productie van voeding, en de honger naar een zo groot mogelijke winst op zo klein mogelijke kosten. Dit zijn geen fenomenen die uitsluitend met voedselproductie te maken hebben, maar gezonde voeding is iets wat mij al meer dan veertig jaar na aan het hart ligt, en waar ik ook vrij veel voor over heb.

Daarom raakt het mij toch, als ik lees hoe dat in zijn werk ging met het paard in de lasagne van Findus (die ik overigens, echt waar, nooit zelf gekocht heb). Het fragment hieronder komt uit Solidaire van 7 maart 2013, en is ook te vinden op http://www.ptb.be/nieuws/artikel/scandale-alimentaire-la-logique-du-profit-est-un-mauvais-cheval-de-bataille.html?utm_source=ptb2013-03-09&utm_medium=email&utm_content=html&utm_campaign=portalnewsletter.

« Findus, au départ une entreprise suisse, aujourd’hui suédoise, place une commande chez Comigel, en France.

La filiale de Comigel à Luxembourg fait entrer un sous-traitant en scène : Spanghero, en France.

Spanghero achète de la viande via un trader à Chypre.

Le trader de Chypre achète de la viande… aux Pays-Bas.

Le trader néerlandais dépose finalement sa commande dans un abattoir en Roumanie, où l’on traite aussi bien des chevaux que des bovins.

Toute cela pour faire en sorte que Findus reçoive des ingrédients le meilleur marché possible.

Qui se soucie encore de l’origine, de la qualité, du traitement des bêtes, des conditions de production de la viande, des conditions de travail des ouvriers roumains, de la nuisance pour l’environnement ? Dans toute cette chaîne, personne. La seule chose qui compte, c’est le plus gros bénéfice possible. »

 

Antwerpen en vreemdelingen

 

Antwerpen heeft niet lang hoeven wachten op de nieuwe wind die het verse bestuur door de stad zou laten waaien. En het is een gure wind: een combinatie van neoliberalisme en vreemdelingenangst. Er is wel herhaaldelijk beweerd dat het beleid van het nieuwe college op veel punten in de lijn zou liggen van dat van de vorige bestuursploeg, onder leiding van Patrick Janssens. En deels klopt dat. De neoliberale koers van Voor wat hoort wat was inderdaad al diep doorgedrongen in de praktijk van de stedelijke instellingen. De vorige coalitie, met de sp-a, had zo al grondig het solidariteitsprincipe, dat toch een grondslag moet vormen voor veel overheidshandelen, onderuit gehaald. Maar dat kan nog beter, moet het nieuwe college gedacht hebben; in zaken van ‘responsabilisering’ geldt blijkbaar nog steeds het adagium van ‘baas boven baas’.

Afgelopen vrijdag besliste het Antwerpse college om een retributie in te voeren voor elke eerste inschrijving aan het vreemdelingenloket. Met andere woorden, iedereen die zich in Antwerpen wil vestigen en geen ‘langdurig ingezetene’ is van een EU-lidstaat betaalt voortaan 250 euro per persoon voor die inschrijving. De enige uitzondering hierop geldt voor studenten en erkende vluchtelingen. Wat vooral bevreemdt, is de officiële motivering van de voorgestelde maatregel. Die retributie dient namelijk om een aantal kostenposten en administratieve prestaties te dekken. Daarbij wordt onder meer verwezen naar huur/aankoop en onderhoud van gebouwen, kosten voor ict-ondersteuning en fotokopieën, en het bewaren en actualiseren van het dossier.

Neoliberalisme

Gedaan dus met openbare dienstverlening door de gemeente; dit is volop de burger als klant van de overheid. Sterker nog, de niet-burger als klant, want de nieuwkomer moet het recht om burger van de stad Antwerpen te worden aan het loket kopen. In de Standaard liet de verantwoordelijke schepen, Liesbeth Homans, optekenen: “De aanvrager vraagt een dienst aan de stad. Daar laten we niet alle Antwerpenaren voor opdraaien.” Denk: de volgende stap is het betalend maken van toegang tot het Stadspark. Immers niet alle Antwerpenaren moeten opdraaien voor het onderhoud van een park, als zij er geen gebruik van maken. En hetzelfde geldt voor het rijden op fietspaden, theaterbezoek en culturele activiteiten in het algemeen, gebruik van de papiermandjes in de winkelstraten, … Dus wordt ook de vreemdeling die zich in Antwerpen wil vestigen geacht zelf zijn steentje bij te dragen aan de huur van het gebouw waar zijn loket zich bevindt, aan de aanschaf van de pc’s waarop zijn dossier wordt behandeld, en aan het onderhoud van de server waar het wordt opgeslagen. Dat is het neoliberalisme ten top.

Meer dan een economische theorie, is neoliberalisme immers op de eerste plaats een maatschappijvisie, waarin de samenleving niet beschouwd wordt als een geheel van burgers, maar als een verzameling van elkaar beconcurrerende individuen, die allen een marktwaarde hebben en hun plek op de markt moeten veroveren en verdedigen. In deze redenering is de burger een klant, die geacht wordt te betalen voor wat de overheid voor hem doet. Voor de overheid is het een legitimatie om afstand te doen van alle activiteiten, diensten en goederen, die “in het individueel belang en voordeel van de aanvrager zijn”, zoals de persmededeling van het college het stelt.

In die zin zit er een zekere logica in de vreemdelingenretributie. Als je zou accepteren dat de overheid er is voor de burgers (en niet omgekeerd), en dat alle burgers een gelijk recht hebben op essentiële dienstverlening door die overheid (zoals gemeentelijke administratie, of hulp in geval van nood), dan komt het er dus op aan er voor te zorgen dat niet zo maar iedereen, kosteloos, zo’n burger kan worden.

Vreemdelingenangst

Filip Dewinter reageerde meteen op de aankondiging van het college: “Dit gaat vreemdelingen echt niet voldoende afschrikken om naar Antwerpen af te zakken.” Raakt hij daar de kern van de zaak? In ieder geval bevat het persbericht van het college in dat opzicht een mooi staaltje newspeak. Met de nieuwe retributie zou de stad Antwerpen zich aansluiten bij de tarieven van een aantal buitenlandse steden, die een gelijkaardig percentage buitenlandse inwoners verwelkomen. Hmm, merkwaardige manier van verwelkomen; het lijkt er eerder op dat men die vreemdelingen weg wil houden. Vreemdelingenhaat? In ieder geval vreemdelingenangst, letterlijk: xenofobie.

(Overigens, waar het college de bedragen vandaan haalt die men in Nederland zou vragen voor een gelijkaardige inschrijving bij de gemeente, is mij een raadsel. Verschillende Nederlandse gemeenten stellen op hun website expliciet dat de inschrijving van vreemdelingen in de gemeentelijke basisadministratie gratis is; Rotterdam en Amsterdam vermelden nergens een inschrijvingsrecht, waardoor je mag aannemen dat men niet aan het loket zelf plots 950 euro zal vragen.)

Maar wat is het voorspelbare resultaat van deze poging tot afschrikking? Mensen die zich in Antwerpen willen vestigen, zullen zich door de hoge inschrijvingskost niet laten overtuigen om dan maar in Westmalle of Willebroek te gaan wonen. Met andere woorden, het risico bestaat dat zich in Antwerpen een groeiende groep vormt van mensen die geen burger kúnnen worden, en die dus ook geen beroep kunnen doen op de voorzieningen en mogelijkheden die (tegen betaling) aangeboden worden aan burgers. Je kan als overheid mensen wel uitsluiten van het openbare leven, maar daarmee verdwijnen die mensen nog niet fysiek. Al geruime tijd bestaat er brede overeenstemming over de relatie tussen participatie en integratie. Je integreert in een samenleving door er aan te participeren, en je participeert door te integreren. De nieuwe maatregel van het Antwerpse college dreigt een hele groep mensen, die vaak in een zwakke maatschappelijke positie zitten, uit te sluiten, zowel van participatie als van integratie.

 

Deze tekst verscheen ook op http://www.mo.be/opinie/de-antwerpse-uitsluitingstaks, op http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1578947/2013/02/..., en op http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/02/14/antwerpse-migrantentaks-neoliberalisme-ten-top.

 

Syndicate content