carceri d'invenzione 5

De stilte verbreken, complexiteit mobiliseren

Een metafoor is als een gezichtspunt of de hoek van waaruit men iets bekijkt. Een metafoor toepassen op een complexe realiteit biedt dus zicht op een bepaald aspect van die realiteit. Pas je een andere metafoor toe, dan zie je wat anders. Omdat je een complex systeem, door het wezen zelf van complexiteit, niet kan vatten vanuit één gezichtspunt, kunnen metaforen zinvolle instrumenten zijn om dat systeem te ontrafelen. Metaforen creëren dus betekenissen van de werkelijkheid, en daardoor suggereren zij ook een zinvolle manier om met die werkelijkheid om te gaan. Wat kunnen dan de implicaties zijn van Ferneyhough’s interpretatie van de Carceri d’invenzione? Perspectieven, krachtlijnen, energievelden, vluchtlijnen over de kaders van het beeld heen, …

Ik denk dat Ferneyhough’s metafoor de complexiteit in de gevangenis een stem geeft. Om te beginnen wordt de stilte verbroken. Nu is al te vaak de beperkte informatie over het gevangenisleven ingebed in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Voor zover gedetineerden dan aan het woord komen, zijn hun uitspraken geselecteerd om te passen binnen het betoog dat de onderzoeker wil poneren. Hoe verdienstelijk die onderzoeken ook zijn, je weet niet of de citaten van gedetineerden weergeven wat voor hen – en niet voor de onderzoeker – het belangrijkste is.

“Vanuit hun cel in de gevangenis in de Begijnenstraat in Antwerpen zijn enkele gedetineerden er vorige week in geslaagd een blog op te starten. Ze postten er foto’s van de cellen, van volgekladderde muren en plafonds, een toilet zonder enige privacy en beschimmelde douches. Op die manier wilden ze de levensomstandigheden en overbevolking in de verouderde gevangenis aankaarten.

Twee weken geleden dook eerder al een anonieme website op die de cipiers van Leuven Centraal in een slecht daglicht plaatste. De initiatiefnemers werden nog niet geïdentificeerd.

De blog uit Antwerpen werd vrijdag opgemerkt door het gevangenispersoneel. ‘Zes gedetineerden werden geïdentificeerd en bestraft’, zegt Kathleen Van De Vijver, woordvoerster van het Gevangeniswezen in Gazet van Antwerpen.

Dat er in de Belgische gevangenissen gsm’s circuleren, is niet nieuw. Maar dat er zo openlijk mee gecommuniceerd wordt naar de buitenwereld, is opvallend. ‘Met fouilleringen en metaaldetectoren proberen we te vermijden dat telefoons binnen de gevangenismuren raken’, zegt Van De Vijver. ‘Ook zijn er wekelijks sweepings met speciale apparatuur.’ Ze gaat niet in detail in op de aantijgingen die op de blog werden gepubliceerd. ‘De directie doet al het mogelijke om met de middelen die voorhanden zijn, ondanks de overbevolking, een humaan beleid te voeren.’”

‘Tuchtstraffen voor gevangenen die bloggen vanuit de cel’ was de kop boven dit krantenbericht uit januari 2017. Nog even los van de vraag of het binnen de gevangenislogica wenselijk is dat gedetineerden over mobiele telefoons beschikken, is de kern van het artikel dat gevangenen gestraft worden omdat zij berichten over de lamentabele condities waarin zij vastzitten.

Van 1970 tot 1973 was onder meer Michel Foucault actief in de Groupe d’information sur les prisons. De groep zelf was geen lang leven beschoren, maar de invloed ervan was ver reikend, zowel theoretisch als in de praktijk. Zo werd bijvoorbeeld in 2011 in Frankrijk (opnieuw) gewerkt aan de oprichting van een Syndicat des prisonniers et des familles de prisonniers. Het doel daarvan was niet de gevangenissen aan te passen of te verbeteren, maar de afschaffing of de vernietiging ervan. Tegelijk koos men wel, zoals in 1985-1986, voor de oprichting van een vakbond, om op de korte termijn de materiële belangen van de gedetineerden te verdedigen. In 2011 was bijvoorbeeld een van de concrete actiedoelen de volwaardige erkenning van syndicale rechten en de toekenning van een volwaardig loon bij  gevangenisarbeid.

Vandaag, ruim veertig jaar later, is de Groupe d’information sur les prisons nog steeds een bron van inspiratie voor wie het gevangenissysteem – en de kritiek erop – in vraag stelt. Perry Zurn en Andrew Dilts zijn de redacteuren van Active Intolerance - Michel Foucault, the Prisons Information Group, and the Future of Abolition, een bundel over de geschiedenis en de lessen van de groep. In een interview met Eugene Wolters zeggen zij: “The study of the GIP, its practices, and its legacy ought to call to our attention how systems of knowledge production are deeply invested in who is making knowledge claims, which is to say: to whom is epistemic credibility granted automatically and who is epistemically silenced. [-] So, the GIP’s focus on donner la parole (to give prisoners the floor) and its self-characterization as an ‘information group’ was specifically a political attack on what could and would count as knowledge about the prison and who should be heard as ‘prison experts’.”

Het geven van een stem aan gedetineerden had volgens Foucault niet tot doel verbeteringen of alternatieven voor het gevangeniswezen na te streven. In 1971 voert hij voor het maandblad Actuel een gesprek met enkele studenten over de toenmalige vormen van verzet in Frankrijk. Het ultieme doel van de Groupe d’information sur les prisons, zo geeft hij aan, is niet de uitbreiding van het bezoekuur of de plaatsing van doorspoel-wc’s in de cellen, maar het in vraag stellen van het sociale en morele onderscheid tussen onschuldig en schuldig. Hervormingen houden immers gewoon het wezen van het gevangenissysteem in stand. Ook het bedenken van een alternatief is uiteindelijk slechts de voortzetting van deelname aan het huidige systeem. Wat daarentegen nodig is, zegt Foucault, is revolutionaire actie,  “un ébranlement simultané de la conscience et de l'institution; ce qui suppose qu'on s'attaque aux rapports de pouvoir dont elles sont l'instrument, l'armature, l'armure.”

Het komt er dus niet alleen op aan het woord te geven aan de gedetineerden zelf, hún autoriteit te erkennen om als expert te spreken over het gevangeniswezen, maar ook om – fundamenteler – de concepten zelf van schuld en onschuld te ondermijnen, en het diepe onderscheid tussen die twee begrippen uit te wissen. In die zin was de GIP volgens Dilts en Zurn een abolitionistisch initiatief: door de basisconcepten van het gevangenissysteem in vraag te stellen, en het recht van spreken te leggen bij hen die het systeem ondergaan, werden de grondslagen van de gevangenislogica zelf aangevallen.

Het woord geven aan de gedetineerden, hun ‘epistemische geloofwaardigheid’ erkennen, betekent tegelijk de complexiteit van het systeem poneren. Erkennen van perspectieven, krachtlijnen, energievelden binnen de gevangenis impliceert dat je rekening moet houden met de veelvuldige relaties die actoren beïnvloeden (actief en passief). In het voorjaar van 2016 culmineert de jarenlange onvrede en onrust bij de Belgische gevangenisbewaarders in een wekenlange staking. Hun actie is een typisch syndicale strijd. Door de jarenlange bezuinigingen op de openbare diensten zijn de arbeidsomstandigheden sterk verslechterd, er is een voortdurend tekort aan mensen en middelen. Dit betekent onder meer dat vaak langer of dubbele shiften werken, of dat directies de bewaarders niet toestaan hun vakantiedagen op te nemen. Het betekent ook dat in het algemeen de dienstverlening (bezoekregeling, fitness, de bibliotheek, taallessen, de televisiezaal, …) vermindert aangezien daarvoor geen personeel beschikbaar is. Tijdens de staking blijft van die dienstverlening natuurlijk niets meer over. Politie en militairen vervangen het gevangenispersoneel, en de gedetineerden worden verder aan hun lot overgelaten. De wasserij is stilgevallen, dus geen schone kleren of beddengoed meer; er is geen warm water om zelf een wasje te doen; geen luchtpauze meer; afval wordt niet opgehaald, cellen niet schoongemaakt; er is nog één koude maaltijd per dag; medische klachten worden niet doorgegeven, dus zelfs geen medicijnen of tandartsbezoek; de post wordt niet meer opgehaald – er zijn trouwens toch geen postzegels, want de kantine is gesloten. In de gevangenis van Vorst stichten gedetineerden enkele keren brand; één gevangene zou zich opgehangen hebben in zijn cel. Bezoekuren zijn afgeschaft, dus zowel de gedetineerden als hun relaties lijden daaronder. Plots was er in de media belangstelling voor de detentieomstandigheden; de personeelsacties konden op weinig begrip rekenen, voor de impact op families en relaties was al helemaal geen aandacht. De politieke reacties waren duidelijk: je kan dit soort vakbondsacties niet tolereren als zij zulke gevolgen hebben.

Maar moest je hier wel kiezen tussen ofwel de levensomstandigheden van de gedetineerden, ofwel de gerechtvaardigde belangen van het personeel, ofwel de gevolgen voor de relaties met de buitenwereld ? Gaat het uiteindelijk niet steeds om overwegend laag opgeleide en slecht betaalde werkers, op wie de regeringen hun bezuinigingsbeleid botvieren? Kortom, wie een stem wil geven aan de gedetineerden en openstaan voor de complexiteit van het gevangenissysteem, moet ook een stem geven aan het gevangenispersoneel en aan de relaties van de gevangenen. Wanneer Brian Ferneyhough het in zijn Carceri d’invenzione heeft over perspectieven, energievelden, krachtlijnen over het kader van het beeld heen, … dan kan je zijn composities begrijpen als een metafoor voor het verbreken van de stilte en het openstaan voor de interne en externe complexiteit van het gevangenissysteem. De vraag naar het onderscheid tussen schuld en onschuld is daarbij een van de cruciale invalshoeken.