goed vlees

Als je de commerciële pers moet geloven, is er in België een groeiende tendens om minder vlees te gaan eten. Daar zou anders wel een aantal goede (ecologische) redenen voor zijn: de ruimte die de productie van dierenvoeding in beslag neemt en die niet meer gebruikt kan worden voor  voedsel voor mensen, de ontbossing die daarmee gepaard gaat in grote delen van Zuid-Amerika en Azië, het enorme waterverbruik in de veeteelt, de productie van methaangas door herkauwers, enzovoort. En er is natuurlijk nog de kwestie van het welzijn van de dieren zelf, niet alleen in de omstandigheden van de kweek, maar vooral bij de (al dan niet verdoofde) slacht.

Als je geen levende wezens wil doden voor je voedsel, moet je maar zand en stenen eten – maar dat neemt niet weg dat er heel wat op te merken is over de ecologische impact van veeteelt en over ethiek bij het slachten. Nature et Progrès Belgique heeft het hele jaar 2017 gewerkt rond het thema van verantwoorde veeteelt en vleesproductie, en de resultaten daarvan worden nu gepubliceerd.

Wat de leefomgeving betreft, heeft veeteelt dan geen voordelen? Zeker wel – althans wanneer het gaat om dieren die buiten, op weiden, venen en heidegrond grazen (bodembeheer, instandhouding van plantaardige en dierlijke biodiversiteit, productie van mest, …). Die organische mest is overigens een integraal onderdeel van de cyclus in de biologische veeteelt: de bodem voedt de planten, de planten voeden de mensen en de dieren, de dieren voeden weer de bodem.

Om de invloed van veeteelt op het leefmilieu te beperken is niet alleen een kwantitatieve vermindering (zowel van productie als van consumptie van vlees) vereist, maar vooral een keuze voor de kwaliteit van de kweek. Grazers die in de natuur gras en planten eten leveren niet alleen veel lekkerder vlees, zij hebben ook de kleinste ecologische impact. Net als planten leven dieren buiten volgens de seizoenen. De cultus van het lamsvlees bij Pasen is in deze streken dus volkomen artificieel. In de natuur werpen schapen bij het begin van de lente; vlees van buiten grazende lammeren is er dus pas aan het eind van de zomer of in de herfst. Paaslam komt uit de fabriek of uit Nieuw-Zeeland.

Wat de slacht betreft, zijn in heel België in de loop van 2017 tussen de sector en de overheid afspraken gemaakt over toezicht op dierenwelzijn. Maar zoals Dorien Knockaert al schreef: diervriendelijk slachten bestaat niet. Een slachthuis kan een bio-certificaat hebben, maar dat betekent alleen een aparte behandeling – in de tijd of in de ruimte – van biologische en industriedieren. (Niet altijd simpel, aangezien de dieren bij voorkeur door een smalle gang gedreven worden, en weiderunderen zoals de Salers, met hun prachtige grote horens, daar niet in passen.) Bovendien zijn er nogal wat kleine kwekerijen, die verkopen via een slager in de buurt of direct, in colis, op de boerderij. Die bedrijfjes zouden gebaat zijn bij kleinschalige slachtvoorzieningen in de omgeving, maar dat gaat dan weer in tegen de algemene trend van schaalvergroting en standaardisering in de vleesindustrie.

In Wallonië proberen verschillende veehouders, consumenten en organisaties al enkele jaren een goed systeem op te zetten van slacht op de hoeve zelf, bijvoorbeeld in mobiele slachtvoorzieningen op een vrachtwagen, of zelfs met het afschieten van de dieren in de wei (daar worden voorschriften voor vastgelegd). Vooral de stress van het transport en de paniek bij vreemde dieren in de ‘dodengang’ wil men hierbij vermijden. Het klinkt cru, maar wie vlees wil, moet doden – en wie geen vlees wil, ook. Dan kan je het maar beter doen met zoveel mogelijk respect voor wie of wat eraan gaat en je voedt.

Het dossier van Nature et Progrès over vlees en veeteelt kan je hier downloaden.