Groene metropool

Natuurliefhebbers, die om die reden de stad ontvluchten en op het platteland gaan wonen, zijn zelf verantwoordelijk voor het verdwijnen van natuur en platteland. Open landschappen worden vernield door hen die er gaan wonen om in de natuur te zijn, zeker wanneer zij verder trekken naar nieuwe open landschappen, wanneer anderen hun voorbeeld volgen en zich ook op het platteland vestigen.

Die paradox wordt beschreven in een boek uit 2009, Green Metropolis. Why Living Smaller, Living Closer, and Driving Less are the Keys to Sustainability. De auteur is David Owen, een gerespecteerd journalist bij The New Yorker. Hij stelt dat het werkelijke model voor duurzame ontwikkeling niet te vinden is op het platteland, maar in New York City, en meer bepaald op Manhattan. New Yorkers hebben per hoofd de laagste energieconsumptie en de kleinste ecologische voetafdruk in de gehele VS. Dat heeft te maken met de structuur van de stad.

Manhattan heeft een bevolkingsdichtheid van 67.000 mensen per vierkante mijl. Met anderhalf miljoen mensen op een eiland van 23 vierkante mijl (60 km²) leven vermindert nogal de mogelijkheid om veel afval te produceren, maakt dat het voor de meeste mensen niet nodig is een eigen auto te bezitten, bevordert kleine gezinnen en dwingt de meerderheid van de bevolking te wonen in de meest energie-efficiënte huizenstructuur die er is: een flatgebouw.

De twee factoren daarentegen die het meest bedreigend zijn voor duurzaamheid, en die elkaar daarbij ook nog eens versterken, zijn autogebruik en uitdijende woongebieden. Auto’s hebben het voor Amerikanen mogelijk gemaakt zich te verspreiden over ruime gebieden van nieuwbouw, waar het autogebruik weer noodzakelijk is, omdat er niks binnen loopafstand ligt en er geen openbaar vervoer is. Zo breidt de bewoonde ruimte zich steeds verder uit tot zgn. peri-urbane zones, en gaan zij, die werkelijk weg willen uit de bebouwde kom, zich op het diepe platteland vestigen – waar zij natuurlijk ook voor alles de auto nodig hebben.

Owen pleit daarom voor beleid dat werkelijk gericht is op de creatie van duurzame steden: groene metropolen, met een hoge bevolkingsdichtheid, weinig segregatie op basis van inkomen of afkomst, gemengd gebruik voor wonen, werken en cultuur, smalle straten en brede voetpaden, en alle voorzieningen die fietsen en lopen en openbaar vervoer interessanter maken dan de auto. Wat wij dus zeker niet nodig hebben volgens hem, zijn maatregelen om de verkeerscongestie te managen: bredere ringwegen, groene golven en dergelijke, zaken die juist helpen om de auto te blijven gebruiken.

Geconcentreerd samenleven in de grootstad is volgens Owen dus de meest ecologische levensstijl. En misschien heeft hij wel gelijk. A la campagne, waar ik nu woon, heb je inderdaad voor alles de auto nodig, omdat het te heuvelachtig is om te fietsen en er geen openbaar vervoer is. Maar wij blijven ons best doen om voor de rest ‘groen’ te leven op het platteland …