jean toche 1932-2018

Op 9 juli van dit jaar vond de politie, in zijn verwilderde tuin op Staten Island (VSA), het lichaam van Jean Toche. Hij was de laatste overlevende van het groepje dat in 1969 de Guerrilla Art Action Group (GAAG) oprichtte.

Jean Toche werd geboren in Brugge in 1932. Aan het eind van de jaren 1950 woonde hij in Parijs met danseres Virginia Poe. Daar ontmoetten zij Marcel Broodthaers, met wie zij lange discussies voerden over vragen als: Wat kan de rol zijn van kunst en kunstenaars in de machtsstructuren die de wereld beheersen? Hoe kan je je verzetten tegen die machtsstructuren?

In 1965 laten Toche en Poe Europa achter voor de Verenigde Staten, eerst New York, nadien Staten Island. Van in het begin engageert Toche zich in de radicale politieke kunstscene van New York, New York Destructive Art, de Artist Workers’ Coalition en dus GAAG, dat hij opzet met o.m. Jon Hendricks. Een van zijn eerste performances is ‘I Accuse’, waarin hij zichzelf en het publiek ervan beschuldigt zich te prostitueren in/voor een triviale cultuur.

Toche’s kritiek had de Koude oorlog en zijn nucleaire dreiging als achtergrond, maar hij richtte zich ook tegen de bedrijven en instellingen die de VS oorlog lieten voeren in Irak of Latijns-Amerika, en tegen de kunstwereld die zich liet financieren door de Rockefellers van deze wereld, die net zo goed napalm en oorlogsgassen produceerden die ingezet werden in Vietnam. In de winter van 1969 hield de GAAG een performance in de hal van het MoMA (Museum of Modern Art), waarin het ontslag van de Rockefellers geëist werd uit de raad van bestuur, en die ermee eindigde dat de hal overgoten werd met meegebrachte zakken dierenbloed. Enfin, typisch jaren zestig. Later, wanneer het werk van Toche minder spectaculair werd, werd een zekere verwantschap met de geest van Fluxus en de Internationale Situationniste zichtbaar.

Toche werd verschillende keren gearresteerd, o.m. vanwege de verspreiding van een pamflet met deze tekst: We now call for the kidnapping of: museum’s trustees, museum’s directors, museum’s creators, museum’s benefactors, to be held as war hostages until a People’s Court is convened, to deal specifically with the cultural crimes of the ruling class, and with decision of sanctions, reparation and restitution, in whatever form decided by the People and the Artists.

Dat was ook het geval na een actie, opnieuw in het MoMA, waarbij de Guerrilla Art Action Group tijdens een galadiner voor de sponsors van het museum erin slaagde een aantal kakkerlakken achter te laten op een van de gedekte tafels. Een poging om hem te laten interneren in een psychiatrische instelling mislukte omdat artsen hem volkomen gezond van geest vonden.

In 1970 trekken Toche en Poe zich terug op Staten Island, in een buurt die gedomineerd wordt door ultra-white anglo-saxon protestants. In die periode worden nog zonder al te veel problemen huizen van zwarte gezinnen in brand gestoken, en wanneer Toche zich in zijn werk steeds explicieter richt tegen racistische politieagenten en vastgoedmakelaars, wordt hij al gauw zelf met de dood bedreigd. Toch en Poe barricaderen hun woning; zij durven de VS niet meer te verlaten, uit angst dat zij niet meer opnieuw toegelaten zullen worden.

Na de dood van Virginia Poe in 2000 en de aanslagen van 11 september 2001 trekt Toche zich terug achter de muren van zijn huis en tuin, en begint aan een doorgedreven activiteit van mail art. Hij schrijft zo’n vijftig kaarten per dag, gericht aan contacten van over de hele wereld. Hij gebruikt intieme, huiselijke foto’s van zichzelf, vergezeld van commentaren op de VS-politiek. Nieuwsberichten over de oorlogen in Irak en Afghanistan, over Abu-Ghraib en Guantanamo, over Bush, Dick Cheney, Rumsfeld of Tony Blair, over homofobie, de taliban of de retoriek van de VS-media worden gefileerd, geïnterpreteerd en becommentarieerd in enkele lijnen (een groot aantal voorbeelden op https://duckduckgo.com/?q=jean+toche&t=ffab&iax=images&ia=images).

Met al dit werk verdient Toche geen cent; uiteraard verkoopt hij niet via galerieën. In de loop van de jaren raakt hij steeds meer afgezonderd. Van de vijftig mensen die vroeger dagelijks zijn kaarten ontvingen, resten er nog een of twee, maar hij blijft doorwerken, met maar één thema, machtsuitoefening, en maar één personage, hijzelf. Hij kiest steeds vaker zijn oude, lelijke en behaarde lichaam als beeld bij korte overdenkingen over machtsuitoefening en -structuren. Tegelijk neemt de vijandigheid van zijn wasp-omgeving almaar toe. Hij wordt telefonisch bedreigd en uitgemaakt voor ‘smerige moslim’. In 2015 laat hij zijn telefoonlijn afsluiten; de zeldzame postkaarten die hij nog verzendt, worden vervangen door notitievelletjes. Jean Toche trekt zich volledig terug uit de wereld; zijn huis en zijn tuin, die nu totaal overwoekerd is, verlaat hij niet meer.