REFERENDUM

De uitslag van het Italiaanse referendum is bekend. Meer dan voor de toekomst van de olie- en gasboringen, zou deze uitslag wel eens van betekenis kunnen zijn voor de discussie over representatieve en directe democratie, en over democratie tout court.

Eerst de uitslag. Voor de tegenstanders van de voortzetting van de boorplatformen (de Si-stemmers), die het referendum afgedwongen hadden, was de uitslag in zekere zin een maat voor niets. De uitslag van een volksraadpleging is maar geldig indien 50% +1 van de stemgerechtigden zijn/haar stem uitbrengt. Dat is in de afgelopen twintig jaar maar één keer gebeurd, en ook nu is dat percentage landelijk niet gehaald. Alleen in de regio Basilicata, die het ergst bedreigd wordt door de voortzetting van de boringen, werd het quorum gehaald; in de andere zuidelijke regio Puglia ging zo’n veertig procent van de mensen stemmen. Uiteindelijk werden landelijk zo’n zestien miljoen stemmen uitgebracht; 85% (zo’n dertien miljoen) Si, 14% No. Op het eerste gezicht was het thema – de milieu-impact van gas- en olieboringen voor de kust – dus misschien te lokaal om landelijk interesse te wekken. Maar daar is meer over te zeggen.

Er verandert dus niets aan de wet, wat maakt dat de oliemaatschappijen – in de eerste plaats Total – aan het eind van de huidige concessies een verlenging van de boorvergunning kunnen aanvragen voor de periode tot de olie- en gasvoorraden zullen zijn uitgeput. In die zin ging het referendum ook fundamenteel over strategische keuzen inzake duurzame ontwikkeling. De oliemaatschappijen en de regering riepen daartegen het argument van de werkgelegenheid in, maar je mag er van uitgaan dat met het uitputten van de olie- en gasvoorraden de werkgelegenheid op termijn juist zal verdwijnen. Bovendien is het nog maar de vraag wie er uiteindelijk gaat opdraaien voor de kosten van de ontmanteling van de boorplatforms, eens er niets meer te ontginnen valt.

In zekere zin is de uitkomst van de volksraadpleging ook een triomf voor de regering, die immers de Italianen had opgeroepen thuis te blijven en niet te gaan stemmen. Los van het eigenlijke thema van de boorplatforms, was het referendum ook een politieke krachtmeting geworden. Net als bij het recente referendum in Nederland, was in Italië voor sommige partijen (vooral Lega Nord en Movimento 5 Stelle) de volksraadpleging in de eerste plaats een aanval op de regering. Die is dus niet geslaagd. Maar de prijs die de regering daarvoor betaalde is hoog. De herhaalde oproepen van premier Renzi (il presidente del consiglio) en van onder meer twee ex-presidenten van Italië om thuis te blijven, en dus niet deel te nemen aan een uiting van directe democratische besluitvorming, roept vragen op in een staat, waar bij de laatste verkiezingen in sommige regio’s niet meer dan 37% van de kiezers ging stemmen. Op een moment dat in Italië – net als in de rest van Europa, maar daar misschien nog sterker, na decennia Berlusconi – het vertrouwen in de representatieve democratie en politieke partijen steil naar beneden gaat, roepen politiek verkozenen de burgers op om hun stem niet uit te brengen over een thema dat au fond allen aanbelangt. Wat verwachten zij dan bij volgende verkiezingen, waarbij zij en hun partijen de bevolking zullen vragen om hen (weer) politieke macht te verlenen?

Voor diegenen die vanuit een globale visie op duurzame ontwikkeling het referendum wilden, is de uitkomst een harde les: de meerderheid van de Italiaanse bevolking is niet geïnteresseerd als ze zelf niet rechtstreeks geraakt wordt. Het cruciale punt bij een volksraadpleging ligt dus niet in de stemming zelf, maar bij het ophalen van de handtekeningen. Het is dan dat de potentiële kiezers overtuigd en gemotiveerd moeten worden in verband met het onderwerp en de inhoud van het referendum. Bouwen op de balorigheid van burgers en partijpolitieke strategieën levert, wanneer het erop aan komt, niets op. En meer dan ooit stelt zich de vraag naar de toekomst van de democratie zoals wij ze kennen. Het vertrouwen in de representatieve democratie en haar politieke partijen en instituties lijkt elke dag opnieuw verder ondergraven te worden. Vormen van grootschalige directe democratie worden ofwel politiek gemanipuleerd (zoals in Nederland) of wekken geen belangstelling, in een periode waarin iedereen neoliberaal bezig is zichzelf zo goed mogelijk ‘in de markt te zetten’. Maar met kleinschaligheid alleen zullen wij het ook niet redden.