Rond 1990 veroorzaakte ene Hakim Bey enige rimpeling in de internationale anarchistische kikkerpoel met de publicatie van het pamflet The Temporary Autonomous Zone (TAZ). Uitgeverij Autonomedia gaf in 2003 de tekst weer uit, samen met nog enkele stukken rond ‘ontologisch anarchisme’. Opvallend was toen dat Hakim Bey herhaaldelijk in positieve zin verwijst naar (al dan niet mystieke) strekkingen binnen de grote wereldgodsdiensten; die zouden een inspiratiebron kunnen vormen voor nieuwe creatieve benaderingen van (stedelijk) anarchisme aan het eind van de twintigste eeuw. In de islam noemt hij onder meer de ismaili’s en de soefi’s als twee bewegingen die enerzijds wel degelijk de islamitische wetten en regels erkennen, maar tegelijk ze ook bewust breken, puur als een uiting van hun vrije wil en zelfbevrijding (autonomie in een “stijl van gemoedelijke en armoedige maar elegante amoraliteit: ik behoor alleen tot mijzelf”).
Hakim Bey is vermoedelijk zelf geen sji’itische moslim; onder zijn echte naam Peter Lamborn Wilson heeft hij ook geschreven over Pirate Utopias zonder dat hij zelf een piraat was. Hakim Bey is ook niet de eerste anarchist die zich laat inspireren door de islam, en meer bepaald het soefisme – of die wijst op anarchistisch getinte bewegingen en tijdelijke autonome zones binnen de islam. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het werk van Leda Rafanelli (1880-1971), die de afgelopen jaren een milde hernieuwde belangstelling kent.
Rafanelli is geboren in Livorno (Italië), maar brengt haar kinderjaren met haar ouders door in Egypte. Daar raakt ze gefascineerd door het soefisme met zijn dansende derwisjen. Zij trekt op met de plaatselijke Italiaanse anarchisten, leert Arabisch, affirmeert zich als moslim. Wanneer zij rond 1912 terugkeert naar Italië, getrouwd en wel, begint zij pas echt te publiceren. Haar sympathie voor de islam ziet zij dan als een vorm van verzet tegen de westerse wereld (het toenmalige koninkrijk Italië bezette Albanië, Libië, Ethiopië, Eritrea en Somaliland). Later zal zij in een autobiografisch werk schrijven: “Ik begreep dat er zich iets onvermijdelijks voltrok. Dat Europa, dat deel van de wereld dat altijd anderen beroofd had van hun grond, hun producten, hun vrijheid, hun autonomie – dat dat eindelijk zijn schuld zou moeten betalen, was nu aan het gebeuren. Ik voelde dat het bijna juist was, logisch, dat Europa hetzelfde leed als wat het andere volkeren had doen lijden, dat het begreep wat een verschrikking wapengeweld is.” Rafanelli wordt een van de woordvoerders van de pacifistische beweging die zich verzet tegen de (overigens dubbelzinnige) Italiaanse deelname aan wat de Eerste Wereldoorlog wordt.
De autobiografische tekst waarvan sprake heet Una donna e Mussolini en verwijst naar de kortstondige relatie met Benito Mussolini, in de jaren 1913-1914, toen die nog een revolutionaire socialist was. Zij verbrak de relatie toen bleek dat Mussolini wel voor de oorlog was, en later publiceerde zij – met haar commentaar – veertig brieven die zij van hem ontving voor hij dus il Duce werd. Leda Rafanelli was echter vooral zelf schrijver en uitgever. Zij publiceerde gedichten, romans, essays, ze richtte mee de belangrijkste Italiaanse anarchistische uitgeverij uit het begin van de twintigste eeuw op, ze lag aan de basis van tijdschriften als La Rivolta en La Libertà. Wanneer de fascisten in 1922 aan de macht komen is het uit met de politieke geschriften. Ravanelli publiceert nog een aantal romans, die zich soms afspelen in de Italiaanse kolonies, en waarin de hoofdpersonen vaak vrouwen zijn, zelfbewust en met een scherpe kijk op de wereld. In 1929 verschijnt in Milaan L’Oasi – Romanzo arabo van Etienne Gamalier, vertaald door Leda Rafanelli. Op dat ogenblik is in Libië de ‘pacificatie’ te vuur en te zwaard in volle gang; duizenden Libiërs zitten opgesloten in concentratiekampen in de woestijn. De roman speelt zich af in een dorp, beschreven vanuit het gezichtspunt van de inwoners. Al op de eerste pagina stelt de auteur de zaak op scherp.
“Ik geloof in de devote onderwerping van de inboorlingen. Zij zijn blij en trots dat zij door ons geleid, bevolen en beschermd worden.”
“Niet blij, of trots, of devoot; berustend.” Het was een vrouwenstem.
Etienne Gamalier bestaat niet; de auteur van het boek is Rafanelli zelf. Haar syncretische islam, met invloeden van anarchisme, feminisme, soefisme, antifascisme en yoga vormt een denkkader dat haar de kracht biedt om weerstand te blijven bieden aan fascisme, oorlog en de uitwassen van de westerse moderniteit. In de jaren 1930 kan zij haar opvattingen nog kwijt in een aantal jeugdboeken, gesitueerd onder meer in Eritrea.
Na de Tweede Wereldoorlog trekt Leda Rafanelli zich terug in Genua, waar zij de kost verdient met lessen Arabisch en handlezen. Onregelmatig schrijft zij nog voor het anarchistische tijdschrift Umanità Nova.
Ergens vond ik dit citaat toegeschreven aan Leda/Djali:
“Ik heb mij deze naam gegeven, naast de mooie naam die ik voer,
omdat Djali betekent: van mijzelf,
en ik heb altijd alleen maar aan mijzelf behoord.”